The Spit

Zoekend in de dekenkist gevuld met ‘dingetjes’ uit ons verleden, vond ik in een doosje iets anders dan waar ik in eerste instantie naar op zoek was. Tussen allerlei kleine rommeltjes vond ik een button met daarop de tekst ‘SPIT’.
Het is maar een kleine button. Slechts anderhalve centimeter in diameter, met rode letters op een zwarte ondergrond. De vondst bracht bij mij herinneringen boven uit mijn jeugd.

In Weesp was ooit een nachtclub en daar waar de andere plaatsen voor vertier (de P.O.C., Flat 113 en het Achtervosje) al om middernacht moesten sluiten, mocht de nachtclub open blijven tot drie uur. Hoe de eigenaar dat voor elkaar had weten te krijgen is nog steeds een raadsel, maar je hoorde niemand klagen.

Met de eigenaar is het trouwens slecht afgelopen. Hij was getrouwd met een erg mooie vrouw die, helaas voor hem, niet bepaald huwelijkstrouw was. Ze hield er diverse vriendjes op na en maakte op een gegeven moment kennis met een knaap die zijn geld verdiende in de drugshandel. Harddrugs welteverstaan. Hij was een grote jongen in dat circuit, maar nog net niet dé drugsbaron. Hij overlaadde haar met mooie en vooral dure cadeaus en zij showde die dan ongegeneerd, wanneer ze haar opwachting maakte in de nachtclub. Ze kreeg van hem diamanten, gouden oorringen en kettingen, een blauwvos (bontjas) en werd daarnaast ook geïntroduceerd in het wereldje. Ze was zonder twijfel een ‘golddigger’. Die heb je natuurlijk in alle vormen en maten, maar M. had, naast haar zucht naar geld en aandacht, een klasse die je niet vaak tegenkwam. Ze viel op. Ze had stijl en kon zich probleemloos in alle kringen bewegen, als was ze door haar ‘baron’ in de adelstand verheven. Wij konden het erg goed met haar vinden, maar dat kon alleen maar omdat we geen gevaar voor haar vormden (wie weet daarover een andere keer).

Haar ‘baron’ liet door zijn entourage aan haar echtgenoot duidelijk maken dat het slikken was of stikken. Uiteindelijk werd het stikken, want hij reed zich ‘s nachts, op weg naar huis, dood tegen een vrachtwagen. Het was een frontale botsing en er werd direct al vermoed dat hij de botsing met opzet had veroorzaakt. Mogelijk uit liefdesverdriet, maar er werd ook gefluisterd dat hij grote schulden had. Bij de ‘baron’? Gelukkig bleef de chauffeur van de vrachtwagen ongedeerd. M. bleef daarna weg uit de club. Ze was ook per direct ingetrokken bij haar vriendje, wat wel zo gemakkelijk was want ze snoof cocaïne bij het leven. Hij trouwens ook. Een paar maanden later brandde de nachtclub af en eindigde het uitgaansleven in Weesp weer om middernacht.

De nachtclub had alles wat een nachtelijke stapper kon bekoren. Er was een bar en een redelijke dansvloer. Daarnaast was er een afgeschermde zithoek waar ook een tafelvoetbalspel stond. Aan die tafel leerde ik het spelletje spelen en ik kan zonder te pochen zeggen dat ik tot de besten behoorde, wat ik voor mezelf in ‘The Spit’ heb kunnen bewijzen.

In 1981 waren we op familiebezoek in Levittown New York. Tijdens een stapavond met mijn neef kwamen we terecht in een leuke kroeg met de naam ‘The Spit’. Het was een gezellige kroeg, maar nog beter dan dat: er stond ook een tafelvoetbalspel en laat ik in dat spelletje nu behoorlijk vaardig zijn. Bij binnenkomst kreeg je, na het betalen van een entree en het tonen van je legitimatie, een kleine button uitgereikt, met daarop in schoonschrift het woord ‘SPIT’. Die moest je zichtbaar dragen, want daarmee bewees je dat je oud genoeg was om drank te kopen. Wij bestelden direct een grote kan bier. In de Verenigde Staten gaat bijna alles in het groot, dus bestelde je niet een kleintje pils (kennen ze trouwens niet), maar een grote kan bier. Het was trouwens ook de eerste keer dat ik Budweiser dronk en ik moet zeggen dat ik denk (ik heb het nooit geprobeerd) dat paardenpis lekkerder is.

Er stond een grote groep mensen rond het tafelvoetbalspel, waar een bijna bloedige strijd werd uitgevochten. Ze gingen tekeer als beesten en draaiden aan de stangen alsof de tafel die avond nog gesloopt moest worden. Waar wij in Weesp onszelf hadden aangeleerd subtiel tactisch, maar met een razendsnel eindschot te werk te gaan, deden ze in ‘The Spit’ een wedstrijdje wie het eerst de stangen kon verbuigen.

   “Dat is de kampioen,” zei mijn neef, wijzend naar de kampioen.

   “Van ‘The Spit’?” vroeg ik.

   “Nee,” antwoorde hij. “Van heel Levittown New York!”

Was die sloper de kampioen van deze grote voorstad van New York? Ongelooflijk!

Ik zag hoe de jongeman uiteindelijk het sloperscontract binnenhaalde en ergerde me direct al aan de arrogante blik in zijn ogen en dito houding. Zijn fans hadden zich om hem heen verzameld en dus kon ik even snel de tafel testen. Even checken of de stangen nog soepel heen en weer gingen en ronddraaiden. Tot mijn verbazing bleek dat het geval. Ze hadden hem nog niet gemold.

De kampioen zag hoe ik voorzichtig de stangen heen en weer bewoog en dacht waarschijnlijk: die sukkel ga ik een poot uitdraaien. Voordat ik de kans kreeg om te weigeren, had hij me al luidkeels uitgedaagd voor een potje en omdat hij blijkbaar de regels bepaalde, moest de verliezer een grote kan bier bestellen. Nu kostte een grote kan bier ongeveer tien dollar en dat lijkt niet erg duur, maar in 1981 bedroeg de wisselkoers drie gulden voor één dollar, dus zou de kan me bij verlies dertig gulden gaan kosten. Maar, ik kon niet weigeren. Vooral niet omdat hij op een walgelijk arrogante manier om me heen stapte, alsof hij zo uit de film ‘The Westside Story’ was gestapt. Ik had trouwens al gezien dat ik met een juiste opstelling de meeste van zijn doelpogingen kon verhinderen en kon toeslaan wanneer hij na zo’n idioot wilde actie uit balans en positie was.

Het ging zoals ik had verwacht. Ik wist zijn ballen te stoppen, bracht de onderschepte bal zo snel mogelijk naar de voorhoede en deed waar ik het beste in ben, namelijk de bal klaarleggen en in één vloeiende polsbeweging, duwend en een kwartslag draaiend uithalen voor een verwoestend schot. Ik won het gevecht met ruime cijfers, waarop hij me, gefrustreerd door het verlies, uitdaagde voor een ‘quitte of dubbel’. Daar was ik wel voor in. Om hem niet meteen te kijk te zetten had ik me ingehouden, maar nu zou ik geen genade meer tonen. Hij dacht door te hebben hoe ik mijn goals maakte en dacht dat hij nu wel de juiste opstelling had gevonden. Mis! Ik scoorde nu vanaf het middenveld en regelmatig ook vanuit de achterhoede. Iedere keer met dezelfde polsbeweging en hetzelfde verwoestende schot.

Na zijn tweede verlies draaide hij zich zonder mij te feliciteren om en beende weg, zijn fans in verbijstering achterlatend bij de nieuwe kampioen. Ik heb nog twee grote kannen bier van hem tegoed, maar weet dat ik die op mijn buik kan schrijven. Toch hield ik er een geweldig gevoel aan over. Zelfs voor de rest van mijn leven, want de prijs, die kleine button met het woordje ‘Spit’, heeft nu een prominente plek in huis gekregen. Het herinnert me er aan dat ik ooit de kampioen was van Levittown New York!