Gezond en lekker

Rudy kwam bij me aan de eettafel zitten. Hij zette een bakje water neer en had twee bonen in z’n geopende hand. Hij legde de twee bonen in het water en legde me uit dat de bonen zich in het water zouden gaan openen. Zoals een mosseltje. En inderdaad, langzaam openden de twee bonen zich. Voordat u denkt: “Wat een fantastische truc,” moet ik wel even het enthousiasme temmen. Dat was niet de truc. Het was de prelude tot het volgende gezondheidsverhaal.

“Ron, dit zijn petehbonen. Die moet je op het eind meekoken in de sambal-goreng-boontjes. Het is heel gezond en lekker.” Hij deed het niet, maar in gedachten zag ik hem “hmmm” doen. Natuurlijk ken ik de petehboon. Het is een peulvrucht die aan een boom groeit en je kookt het mee met een gerecht om het meer smaak en geur te geven. De bijnaam is ‘stinkboon’ en ik vis ze altijd als ‘niet eetbaar’ uit de maaltijden. “Moet je niet doen,” zei Rudy, “Het is erg gezond. Het is namelijk goed voor je nieren. Het zuivert.”

“Probeer het, Ron,” zei hij en viste zelf een boon uit het water. Hij stak de peteh in z’n mond, kauwde het fijn en slikte het door. Kijkend naar m’n gezicht waarop “bah” stond te lezen, sprak hij op me in en slaagde er uiteindelijk in me te overtuigen. “Het is echt heel gezond, Ron!” Ik stak dus de peteh in m’n mond, kauwde het fijn en slikte het door. Het smaakte inderdaad niet vies. Ook niet lekker, zoals Rudy had beloofd, maar zeer zeker ook niet vies.

Mary kwam de kamer binnen en riep: “Oòòh… de hele kamer stikt naar peteh!” Ik dacht dat ze overdreef, maar toen ik later zelf de kamer binnenkwam viel de minder prettige lucht me direct op. “Niet op letten,” zei Rudy. “Het is gezond. Let morgenochtend maar op je urine. Het stinkt, maar het maakt je nieren schoon.”

Terugrijdend vanuit Brabant (een rit van een uur en vijftien minuten) ontwikkelde zich een vreemde geur in onze auto. Sluipend. De petehlucht werd steeds sterker. Tegen de tijd dat we in Weesp aankwamen reden we met open ramen. De lucht was werkelijk niet te harden. De petehlucht zat zelfs al in de stoffen kap van onze cabrio. Er was geen redden meer aan. Echt mensen, als Rudy met een bakje water en twee bonen bij je aan tafel komt zitten, wees dan zo onbeleefd om op te staan en weg te lopen. Doen hoor, want hij is gek!

De volgende dag hing de lucht nog steeds in onze cabrio. Het leek zelfs sterker te worden. Het leek wel alsof er wekenlang een lijk in had gelegen. Met tranen in m’n ogen haalde ik uit de schuur de aanmaakblokjes voor de barbecue. Daarna liep ik naar de keuken, haalde daar de doos met lucifers en liep naar mijn geliefde cabriolet. Ik besefte heel goed dat de petehlucht nooit meer uit de stoffen kap zou wegtrekken. Met m’n hand voor de mond en met de tranen biggelend over m’n wangen, draaide ik me om naar Hitty, om samen met haar afscheid te nemen van die mooie rode auto. Terwijl ik mijn arm om haar heen sloeg stapte ze geschrokken achteruit en zei: “Je stinkt!”

Ron Krancher

Copyright © by Ronald E Krancher (Scribent / Anthropologist / Sociologist of Non-Western Societies) Weesp, October 2009.