Radja Nope

In februari overleed Radja Nope (in het Timorees; koning van de wolken). De Radja had anderhalve maand in het ziekenhuis in Kupang gelegen, maar de doktoren konden er niet achter komen wat hem mankeerde. Zijn dochter Nènèh Nope ontving ons in zijn huis in Niki Niki en vertelde ons over haar vader en over haar eigen leven als dochter van de Radja. Een deel van haar leven bracht ze door in Denver Colorado, waar ze een tijdje heeft gewoond nadat ze met een Amerikaanse missionaris was getrouwd. Op haar schoot zat haar zoontje van twee, een schril contrast met de ondervoede kinderen van twee die we in het met geld van CWS opgerichte hospitaal in SoE hadden gezien. Deze jongen oogde welgevoed (in Indonesië zegt men: gemuk). Hij was wel wat ziekjes en hing loom tegen de borst van zijn moeder. “Hij heeft wat verhoging,” zei ze, “maar volgens de dokter komt dat door zijn doorbrekende kiezen.” Ze sprak redelijk goed Engels voor een Timorese. Ze vertelde dat haar echtgenoot in Vietnam was om daar als missionaris de mensen te bekeren tot het Christendom. Zij wilde niet in Vietnam wonen want “die Vietnamezen eten alles wat los en vast zit”. Ze rilde bij de gedachte dat ze ook torren, slangen en kikkers te eten zou krijgen.

Wij hadden ons voorgesteld als bezoekers uit Nederland en het was heel lief van Nènèh Nope om ons te ontvangen, gezien de nare geschiedenis tussen de Hollanders en het gezin Nope. In 1912 veroverden de Nederlanders het koninkrijk van Radja Nope (haar overgrootvader). De oude Radja maakte er een gewoonte van om zijn vijanden aan spiesen te rijgen en had daarin een aardige reputatie opgebouwd. Toen de Nederlanders in 1912 zijn gebied binnenvielen, daarbij gebruik makend van huurlingen van de voor Kupang gelegen eilanden Roti en Savu, vluchtte de Radja naar een vijfhonderd meter achter zijn huis gelegen grot. De Nederlanders plaatsten soldaten bij de twee uitgangen en probeerden hem uit te roken. De Radja stierf in de grot. Gestikt in de rook. Zijn afstammelingen wonen nog steeds in hetzelfde huis en ondanks de nare geschiedenis ontving de dochter van de recent overleden Radja ons met egards.

Aan de muur hingen foto’s van de familie en natuurlijk ook foto’s van haar vader. Op één van de foto’s, de grootste, kreeg hij uit handen van President Soeharto een vaandel uitgereikt. We zien een trots ogende man in het uniform van de marine, die met beide handen het vaandel overneemt van de voormalige president. In het midden van de kamer hangt een kleine kroonluchter. De zware teakhouten bank en de bijpassende stoelen zijn bekleed met beige en geelbruin pluche. De deuren naar de aangrenzende kamers zijn bedekt met blauw-witte gordijnen, elk bewerkt met handgestikte versieringen. Verder is de kamer sober ingericht. Van buiten oogt het huis als een leuke, ruim opgezette koloniale woning. De veranda brengt er meer nog een Europees dan een Aziatisch accent aan. Het is allemaal erg verwarrend. Het huis van de Radja oogt van binnen en van buiten koloniaal met een Timorees accent, maar wanneer je de geschiedenis van de bewoners kent verwacht je geen warme gevoelens richting de koloniale overheerser. Wij kenden de familiegeschiedenis niet toen we werden uitgenodigd om binnen te komen. We lazen er pas later over. Het is dus een eer dat de dochter van de Radja ons wilde ontvangen en ons zelfs toestond om foto’s van de graven van de overleden Radja’s en de rest van de edelen te maken. Het is vreemd om mee te maken, dat je ergens op het eiland Timor wordt uitgenodigd in het huis van de afstammelingen van een Radja die in 1912 door Nederlanders is vermoord. Weliswaar was het een wrede heerser, maar hij was toch ook een voorvader van Nènèh Nope. Het is slechts honderd jaar geleden gebeurd en toch werden we door haar met egards ontvangen. Hormat.

Ron Krancher

Copyright © by Ronald E. Krancher (Scribent/Writer/Anthropologist/Non-Western Sociologist) Niki Niki, West-Timor, March 9, 2012.