Walnoten en eikels

Een paar keer per week wandelen we in de bossen van ‘s-Graveland. We hebben de beweging nodig, alhoewel Hitty ook een paar keer per week naar de sportschool gaat om daar de pondjes te bestrijden en eigenlijk meer voor de gezelligheid met me meeloopt. Het is goed voor ons lijf en leden en we maken van de nood een deugd door tegelijk ook belangrijke zaken door te spreken.

Zo langzamerhand hebben de bossen van ‘s-Graveland nauwelijks nog geheimen voor ons. We weten nu zo ongeveer wel waar wat staat en waar welk pad ons naartoe leidt. Dat geldt voor alle drie de delen, alhoewel we de laatste jaren maar weinig in deel twee zijn geweest, na de zelfmoord van de lange slanke man die zichzelf op het mooiste plekje van het tweede gedeelte had verhangen. We sloegen die dag de bocht om en daar hing hij. Dat beeld raken we nooit meer kwijt en dus is na zijn daad die mooie plek niet zo mooi meer. Ooit zagen we op diezelfde plek een vos drinken, maar die herinnering wordt iedere keer verdrongen door het beeld van de lange slanke man.

Aan het begin van het eerste gedeelte en langs het weiland staan een paar walnotenbomen en het was ieder jaar weer leuk om onder die bomen op zoek te gaan naar gevallen walnoten. We kwamen na een wandeling dan thuis met enkele handen vol en net als wij oogsten ook vele andere wandelaars een paar handjes. Leuk om te doen en net genoeg walnoten meenemend om nog genoeg achter te laten voor anderen. De bomen zaten namelijk vol.

Vorig jaar zochten we er ook en vonden we er maar een paar. Verbaasd tuurden we toen de takken af. Geen walnoot te bekennen. Dit jaar kwamen we er achter hoe dat kwam. We troffen er een man die met een dikke stok de walnoten uit de bomen gooide en al zakken vol had geoogst. Ik telde tot tien en vertelde Hitty dat het beter was om snel door te lopen. Ze begreep mijn haast, want ze zag mijn opkomende boosheid. We liepen dus met versnelde pas verder en besloten dan maar bij het weiland naar gevallen walnoten te zoeken.

We hoefden niet te zoeken, ze kwamen met tientallen, nee met honderden uit de lucht vallen. In de boom zat een man, die met een stok om zich heen meppend de walnoten van de takken sloeg. Bij die eerste knuppel was ik boos, maar bij deze knuppel was ik woedend. Heel even dacht ik erover om hem aan zijn benen uit de boom te sleuren en in de een meter verder gelegen sloot te kieperen. Ik heb dat natuurlijk niet gedaan. Tralies staan me niet.

Die twee asocialen hebben mijn dag goed verpest en ik ben bang dat het agressieve gevoel dat ze bij me wisten op te wekken iedere keer weer opsteekt wanneer ik die plekken passeer. Voor nu moet ik steeds weer denken aan een opmerking die mijn zwager ooit over iemand maakte en die hier zeker van toepassing is. Hij zei toen: “Je hoeft niet aan een boom te hangen om een eikel te zijn.”

Ron Krancher © Oktober 2015