Assepoester

Hitty en ik waren in Jodhpur, een rustige stad in Rajastan. Een stad met prachtige paleizen en ruïnes. India kent veel van die prachtige plekken. We hadden een kamer gehuurd bij Vara en haar man. Voor driehonderd roepies per nacht kregen we er nog een ontbijt bij ook. Het was een ruime en schone kamer. Ook de aangrenzende badkamer was ‘spik en span’. Er was echter wel een probleempje; er was geen stromend water! Dus ook geen douche! En, dat is heel vervelend in het stoffige Rajastan. Bijna waren we weggegaan, maar Vara wist ons er van te overtuigen dat niet alleen haar huis zonder water zat maar ook elk ander huis in de stad. Dus bleven we maar. Vooral nadat Vara ons de put in de tuin liet zien. Daaruit haalt ze het water als de gemeentewaterleiding het weer eens laat afweten. Via een eenvoudige maar zwaar te bedienen handpomp wordt het water omhoog gepompt, gekookt en naar de kamers gebracht.

Vara’s gezin bestaat uit Vara en echtgenoot, haar te dikke zoontje van elf (door ons Chunk gedoopt, naar het dikkerdje uit de Goonies) en haar veertienjarige dochter ‘Michael Jackson’. Ze heet anders, maar omdat ze ons gedurende anderhalf uur zo erg heeft verveeld met haar slecht geïmiteerde Michael Jackson-repertoire en haar gezever over haar afkomst als Brahmaan en haar plek in de toekomst van India, hebben we haar naam uit ons geheugen gewist. Om haar toch nog te kunnen benoemen in onze herinneringen hebben we haar dus maar de naam Michael Jackson gegeven. Om het nog erger te maken hemelde Vara haar dochter ook nog eens behoorlijk op. Dat deed voor ons de deur dicht. Trouwens datzelfde gold in het kwadraat ook voor Chunk die, ondanks dat hij met overgewicht worstelde, zichzelf volstopte met bijna alles dat in z’n mond paste. In India worden de jongens toch al verschrikkelijk in de watten gelegd, maar volgens mij spande Vara met Chunk de kroon. Het jochie deed werkelijk niets zelf. Zelfs het eten werd hem in de mond geschoven. Hij was wel al elf jaar oud. Als het in ieder geval nog een aardige jongen was…  Maar, het jong was een absolute etter die het heerlijk vond om zich af te kunnen zetten tegen weerloze stakkers.

‘Assepoester’ is zo’n weerloze stakker. Assepoester is een mager jochie van ongeveer tien jaar oud, met prachtige, grote bruine ogen en lange wimpers. Assepoester is het huisslaafje. De sloof van ‘Chunk’ en ‘Michael Jackson’. Hij werd gedurende ons bezoek werkelijk ieder moment van de dag uitgekafferd. Niet door Vara en haar man, hoor! Nee, door die twee naarlingen. Het jong werkte als een paard. En voor zover ik kon zien zonder fouten te maken. Hij veegde het huis, de tuin en het dakterras. Hij maakte de wc’s en badkamers schoon. Hij deed de afwas. Het schuren van de pannen kostte hem al enorm veel tijd, want Vara liet ze na het koken zwart geblakerd voor hem achter. Met z’n magere armpjes, springend en hangend aan de zware zwengel, pompte hij het water uit de put, goot het over in een plastic emmer en zeulde het naar de keuken. Daar verwarmde hij het water op het fornuis (balancerend op een keukentrapje), goot het weer terug in de plastic emmer en begon z’n drie verdiepingen durende zeultocht.

Ik lag heerlijk op m’n rug op bed. Onder de ventilator. Het was bloedheet in Rajastan. Ik mijmerde over wat we op die vroege ochtend hadden meegemaakt. Voor dag en dauw  waren we opgestaan en naar de top van een berg gegaan. Daar ligt het ‘Marble Memorial’, met op de achtergrond het oude fort. In het donker zochten we onze weg naar de oude vestingwallen, daarbij zorgend dat we ver uit de buurt van de apen bleven. Met apen hadden we al in Indonesië de nodige ervaringen opgedaan. Als ze vermoeden dat er eten is, dan zijn ze niet te houden. Ik heb op Bali behoorlijke krassen op m’n keel opgelopen toen Hitty, ingesloten door een groep apen, in paniek een zakje pinda’s naar me toe gooide. Nog geen seconde later hing er een aap met opengesperde bek en naar de pinda’s klauwende poten op tien centimeter van m’n gezicht. Ik gooide alles van me af en het geeltandige, klauwende monster verlegde z’n aandacht naar z’n soortgenoten, waar hij om zich heen meppend beslag wist te leggen op één van de zakjes pinda’s. We wisten dus dat apen slim en snel waren. Ook in Pagandarang waren we, tijdens een ‘jungletocht’, tegen een groep apen opgelopen, waarbij we ons met stokken tegen de meute moesten verdedigen. Tijdens de veldslag verloren we een fles water en één van de apen had de fles gearresteerd. Rustig zittend, met een professorachtige frons boven z’n ogen, bekeek hij de waterfles en draaide daarna het dopje met z’n tanden van de fles. Na de helft van het water in z‘n apenstrot te hebben gegoten werd de fles uit z’n handen gegrist en laafde z’n broertje of zusje zich.  Ongelooflijk. We moesten dus zorgen uit de buurt van die slimme rotzakken te blijven.

Met onze rug tegen de vestingwal en de groep apen in de gaten houdend wachtten we op de zonsopgang. De tocht was de moeite waard. Met op de achtergrond het oude fort werd het ‘Marble Memorial’ gevangen in de stralen van de ochtendzon. Toen het wat lichter werd merkten we dat achter de oude vestingwallen de Targ-woestijn zich uitstrekte. En om alles compleet te maken schalden de boodschappen van de mullahs uit de luidsprekers van de moskeeën en klonken er ontploffingen vanuit de nabij gelegen steengroeve. Met ons inlevingsvermogen is het dan niet moeilijk om de hordes op de vestingwallen te zien afstormen, begeleid door de kreten van de officieren en het gebulder van de kanonnen. Ik hoop dat anderen ook die mazzel zullen hebben. Zo’n moment dat alles op z’n plaats valt. Zo’n moment dat het heel eenvoudig is om honderden jaren terug in de tijd te belanden. Niet gedurende een fractie, want dat maken we allemaal wel eens mee. Nee, gedurende minuten. Lang genoeg om te beseffen wat een geluksvogel je bent. Terug in de tijd!

Terwijl ik terugdacht aan die ochtend werd er zachtjes op de deur geklopt. Twee keer. Heel zachtjes. Ik deed open en keek in de grote bruine ogen van Assepoester. “Hot water, sir?” vroeg hij. In z’n twee knuisten hield hij de plastic emmer met warm water. Drie trappen omhoog gezeuld! Ik had geen warm water nodig. “Yes, please,” antwoordde ik. Ik wilde de emmer van hem overnemen maar daar wilde hij niets van weten. Hij bracht het naar de badkamer. Terugkomend vroeg hij: “Clean room, Sir?” Ik schudde nee. Hij keek me met een schuin gehouden kopje aan, nadat hij de puinhoop had bekeken en zei met een grijns: “Are you sure, Sir?” Ik grijnsde een beetje stom terug, gaf hem een grote knipoog, duwde hem honderd roepees in z’n broekzak, legde m’n wijsvinger tegen m’n mond en zei: “Sssst.” Assepoester knipoogde terug, draaide zich om en ging weer aan z’n werk. Ik wou dat ik kon zeggen: “Die komt er wel.”

Ron Krancher

 

Copyright © by Ronald E. Krancher (scribent / Anthropologist / Sociologist of Non-Western Societies) Weesp 2004