Bernie en zijn monnik

We aten in een restaurant in de Bagan Vallei in Birma, en Bernie, een accentloos Engels sprekende Schot en gepensioneerd leraar Frans en geschiedenis, die vele jaren lang in Afrika had lesgegeven, kwam daar ook eten. Niet lang nadat hij was gearriveerd kwam hij bij onze tafel staan en vroeg in ‘stiff upper-lip English’ of we interessante tips voor hem hadden. Dat was duidelijk een smoes, maar hij was staande al grappig en onderhoudend dus nodigden we hem uit om bij ons te komen zitten. Bernie wilde graag gezelschap en dat vonden we best. Hij begon het eerste biertje in het ‘Upper-class English’, maar verviel al na drie biertjes in het ‘Glasgow Scottish’. Beiden klonken uit zijn mond trouwens even leuk. We schatten Bernie op zo’n 70 jaar. Het kan een jaartje meer of minder zijn. Hij was grappig, onderhoudend en het werd daarom een heel leuke avond. Na zijn derde biertje, zeg maar ongeveer in z’n ‘Glasgow periode’, verraste hij ons nauwelijks met de opmerking dat hij ‘gay’ was. Die mededeling zagen we al van verre aankomen. Bernie, plezierig verrast dat we hem niet meteen op een brandstapel gooiden, werd steeds openhartiger en vertelde ons onder andere het volgende verhaal:

“Mijn chauffeur had me naar de winkelbuurt van Rangoon gebracht. Het lag eigenlijk niet zo ver van mijn hotel. Omdat ik de weg terug naar het hotel wel dacht te weten stuurde ik de chauffeur alvast terug. Het leek me leuk om langzaam langs alle winkeltjes lopend terug te kuieren. Voordat ik het door had was het al donker geworden. Plotseling leken alle straatjes op elkaar. Jullie zijn in Rangoon geweest, dus jullie weten wel wat ik bedoel. Ik was hopeloos verdwaald. Naar hulp zoekend keek ik om me heen. Een vriendelijke monnik zag mijn radeloosheid en bood me zijn hulp aan. Goh, wat was ik blij. Het was al erg donker geworden en iedereen leek plotseling naar huis te zijn gegaan. Ik had dat niet in de gaten gehad. Ik was dus blij dat de monnik me wilde helpen. De monnik, een knappe vent trouwens, bood aan om me naar mijn hotel te begeleiden. Ik weet niet of ik het me verbeeldde, maar volgens mij wreef hij, terwijl we met elkaar spraken, quasi per ongeluk, zachtjes over mijn onderlichaam. Maar, ik kan het me hebben verbeeld hoor. Ik ben tenslotte al een tijdje alleen op reis.

Maar weet je, onder het lopen voelde ik toch echt dat de monnik me in mijn billen kneep. Het was absoluut geen verbeelding. Ik voelde hem knijpen. Ik voelde een hand die vol in mijn billen kneep. Ik dacht eerst, wat jij kan dat kan ik ook, maar zomaar een monnik midden op straat in zijn billen knijpen, dat kan je toch niet maken? Op de wat meer donkere plekken probeerde ik het wel hoor, maar probeer jij maar eens een monnik in het donker in zijn billen te knijpen. Je voelt gewoon bijna niets. Dat komt door die jurk die ze dragen. Dat hangt als een zak om ze heen. En dan is die stof ook nog zo dik. Weet je, hij nodigde me uit om met hem een steegje in te gaan. Het was wel een erg donker steegje en ik was daar toch wel te bang voor. Ik zou niet de eerste zijn die op zo’n stomme manier zou worden beroofd. Beroofd door een monnik. O.k., een knappe monnik, maar toch! Hij keek wel heel teleurgesteld, maar werd niet boos. En ik moet zeggen dat hij me keurig naar mijn hotel heeft gebracht. Even speelde ik nog met de gedachte om hem op mijn kamer uit te nodigen, maar dat leek me niet gepast. Hij zou waarschijnlijk toch hebben geweigerd. En dan sta je toch mooi voor schut.

Maar Ron, ik vraag me wel constant af hoe het geweest zou zijn als ik toch samen met mijn knappe monnik het steegje was ingegaan.”

Ron Krancher

Copyright © by Ronald E. Krancher (Scribent/Anthropologist/Sociologist of Non-Western Societies) Rangoon, Burma. March 2010.