Bloeddonor

Tijdens de natte moesson vallen ze bij bosjes uit de struiken en boren ze zich een weg door je kleren richting je bloed. Als je op tijd bent dan kan je zo’n beestje nog terugtrekken door je broek of blouse, maar meestal ben je al te laat. Dan hebben ze hun kop al door je vel geboord en zijn ze heel moeilijk los te krijgen. Er is wel een trucje voor met een plantenblad, maar dan moet je wel eerst goed bij het beestje kunnen komen. Meestal betekent dat het om de honderd meter je kleren uitdoen en het lichaam inspecteren. Dat is lastig, maar noodzakelijk. Vaak is het ook een lekker moment om weer even op adem te komen. Vooral als de tocht heuvel op gaat.

We zijn gek op jungletochten. Als het enigszins mogelijk is zoeken we in het land waar we zijn een stuk jungle op om er te gaan lopen. Het verveelt nooit. Anders dan op een rivier varend zie je lopend meer dan alleen de eerste rij bomen en lianen. Het oerwoud heeft naast prachtige planten en bloemen, ook gekrijs, gefluit, gefladder, gebrul, getjirp… en nog veel meer moeilijk te omschrijven geluiden. Het woud leeft.

Jammer genoeg is het voor ons een stuk moeilijker geworden om, met name in de regentijd, de jungle in te trekken. Ik moet sinds een aantal jaren bloedverdunners innemen; het resultaat van een uitbundig doorgemaakt leven. Ik klaag dus niet. Het zij zo. Helaas heeft het in het oerwoud een vervelende bijwerking. Met name in de regentijd. Tijdens de natte moesson vallen, zoals ik al eerder schreef, de bloedzuigers bij bosjes uit de struiken. En zo gauw ze zich een weg door je kleren hebben geworsteld en hun kop in je lijf hebben geboord, injecteren ze een bloedverdunnende vloeistof. Je kan dus raden wat er dan met mijn bloed gebeurt. Mijn bloed wordt zo dun dat het dagenlang blijft stromen. De laatste keer op Borneo duurde het twee dagen totdat een dun laagje fibrinogeen het wondgat had afgedekt. En dan nog. Toen ik het per ongeluk aanraakte opende de wond zich weer en konden we nogmaals met drukverbanden in de weer.

Deze bloedzuiger hadden we bij de laatste lichaamscontrole niet gezien. Hij zat nog in m’n linker broekzak. Pas in de auto, op de terugweg naar ons hotelletje, boorde hij z’n kop door m’n lijf. Hierna injecteerde hij z’n bloedverdunner en zoog zich vol. Bij het verlaten van de auto drukte ik hem per ongeluk plat en m’n broek kleurde direct rood. In de hotelkamer checkten we voor de zekerheid alles nog eens en vonden we nog zo’n ‘little bastard’; in het veteroog van m’n laars. Klaarliggend om toe te slaan.

We proberen nu om alleen op drogere dagen de jungle in te trekken. Maar ook op de drogere dagen valt plotseling toch een hevige bui en springen ze weer van alle kanten op onze lijven. En als ik dan weer dagenlang bloed en infiltraten aan het kweken ben, word ik het wel eens zat om voor die smerige kleine wurmpjes als bloeddonor te fungeren.

Ron Krancher

Copyright © by Ronald E. Krancher (Scribent/Anthropologist/Non-Western Sociologist) Weesp April 2009