De Fanfare (1/2)

De houtstapels stonden al klaar. De doden werden aangedragen.

We waren in Nepal. Meer specifiek: we waren in Kathmandu. Marion, m’n nicht, had ons enthousiast gemaakt. Met een bekende bergbeklimmer was ze naar Nepal geweest en had daar, aan de voet van de Mount Everest, ‘Base Camp’ bezocht. Zo’n soort avontuur leek ons ook wel wat. Het maakte het leven nog interessanter en spannender, dan het al was.

Met veel tam-tam werden de lijken aangedragen. Ze worden gecremeerd volgens het kastensysteem. Links, ver buiten het gebied is de plek voor de ‘onaanraakbaren’. Ook aan de linkerkant, maar dan binnen het crematiegebied, is de plek voor de lagere kasten. Aan de uiterst rechterkant worden de meer gefortuneerden in de as gelegd.

In Varanasi, India, wordt op de brandstapel een geurige houtsoort (sandelwood) gestrooid, maar hier, in Kathmandu, laat men dat achterwege en dus stinkt de crematieplaats naar verbrand vlees. Maanden later kon ik nog steeds geen barbequevlees verdragen. Hitty stootte me aan. “Daar komt weer een lijk,” zei ze. Een stoet liep de crematieplaats op. Het lichaam werd, anders dan in Varanasi gebeurt, direct  op de houtstapel gelegd en men startte de rituelen.

“Ik ga weg,” zei ik tegen Hitty, “ik word misselijk van deze stank.”

“Mooie antropoloog ben je,” antwoordde ze, maar volgde me toch de trappen op naar de tempels.

Halverwege zagen we hoe een ‘Holy Man’ enkele toeristen entertainde, door met een aan z’n penis gebonden touwtje een behoorlijk grote steen op te tillen. Daarna mochten de als jonge grietjes giegelende dames op leeftijd, met de gespierde penis op de foto; uiteraard tegen een geringe vergoeding.

Boven gekomen kwamen we bij een serie kleine tempels, in een prachtige exotische setting. Het is zo’n omgeving waar je even lekker weg kan dromen, zittend in de schaduw van zo’n klein, rijk bewerkt tempeltje. Een omgeving van serene rust. Bij één van de tempeltjes aan de overkant zat een spastische jongen. Hij zat daar, alleen, in de schaduw van een boom. Toen de zon door het bladerdak op z’n gezicht begon te schijnen, schoof hij, z’n lamme benen achter zich aan slepend, naar de andere hoek van het tempeltje.

“Arm jong,” fluisterde Hitty. Z’n lichaam stond helemaal krom. Kwijl liep uit z’n mond, terwijl z’n hoofd wiegende bewegingen maakte. Arm én mismaakt. Zelfs op deze exotische plek werden we weer wakker geschud door het beeld van die kwijlende jongen, met z’n kromme lijf, in gescheurde kleren.

(wordt vervolgd)

Ron Krancher

Copyright © by Ronald E. Krancher (Scribent/Anthropologist/Non-Western Sociologist) Weesp 2004