Dona nobis pacem

Met heldere en zuivere stemmen zongen we mee met de andere jongens van het katholieke knapenkoor. Het ‘Dona nobis pacem’ galmde door de ruimte.
Als doorgewinterde koorknaapjes hebben we deze religieuze tophit toen zo vaak geoefend, dat de melodie ons altijd bij zal blijven. Dona nobis pacem. Geef ons vrede.

Samen met mijn vriend P. Jansen ging ik ook regelmatig om half zes ‘s ochtends de deur uit, op weg naar onze taak als misdienaar. Tot je twaalfde jaar was je misdienaar, daarna… hebben wij niet meer meegemaakt. Om zes uur begon de mis in de kleine kapel; de kapel van de nonnen. Meestal waren we binnen tien minuten in de sacristie van de kerk, waar we door een non werden geholpen met het aantrekken van onze werkkleding; de zwarte toog met daarover de witte superplie. Onze taken waren onder andere het gereedmaken van de altaartafel, het aanreiken van de schaal met hosties (de ciborie) en de kelk. Verder moest bij het binnentreden van de priester de bel worden geluid en was de misdienaar ook verantwoordelijk voor het wijwatervat en het wierookvat.

Meestal moesten P. Jansen en ik nog tien minuten tot een kwartier wachten voordat de mis begon. Terwijl ik keurig op het bankje zat doodde P. Jansen  de tijd met het nemen van slokken uit de wijnfles (voordat het werd getransformeerd in het bloed van Christus) en het nuttigen van de door hem gekaapte hosties (later, tijdens de mis, ook wel genoemd: het lichaam van Christus).

Geknield volgden we de mis. We kenden de procedure al. Ik was verantwoordelijk voor het wijwatervat, met daarin de grote zwarte kwast, en P. Jansen was die dag wierookknaap.

Ik vond hem al bleekjes. Bleker dan gewoonlijk.
Ik zag hem vanuit zijn geknielde houding opstaan, met het wierookvat in z’n uitgestoken rechterhand. Voordat de priester het wierookvat van hem kon overnemen zag ik P. Jansen met z’n lichaam cirkeltjes maken, als een ledenpop op z’n knieën zakken en daarna met gestrekt bovenlichaam de laatste afstand naar de grond afleggen. Op de houten vloer van de kapel klonk het als: DOEK……………..gevolgd door………………………POK.
De priester en nonnen reageerden laat. Het leek erop alsof ze twijfelden om hem te gaan helpen. Het leek wel alsof ze wisten dat hij wijn en hosties pikte.

Uiteindelijk werd P. Jansen aan een arm omhoog getrokken en half zelflopend/half voortgesleept de kapel uitgewerkt.

Nou, dat is toch een mooi verhaal………., niet?

Ron Krancher

 

Copyright © by Ronald E. Krancher (Scribent/Anthropologist/Non-Western Sociologist) Weesp 2006