Don’t worry, I’m a Doctor

Het Goa strand is een geweldig strand. Een heerlijk wilde zee om te kunnen bodysurfen en veel strandtentjes waar je in lekkere, luie tropische stoelen een koud biertje kan drinken. Goa ligt aan de Westkust van India, vlakbij Bombay oftewel Mumbai zoals de Indiër het graag genoemd ziet. Het heeft ook een redelijk leuk achterland, maar de focus ligt toch echt bij het strand. Hitty en ik hebben er een maand mogen luieren. We huurden er een appartement met een aparte zit/eetkamer, omdat we het gevoel wilden hebben dat we er woonden. Dat is gelukt. Het is een fijne plek. Ook huurden een motorfiets om in de omgeving rond te kunnen rijden en ik moet zeggen dat het plaatje toen wel compleet was. Technisch gesproken dan!

Goa-Indians zijn wel heel erg gefocused op geld, geld en nog meer geld. Natuurlijk moet je de kansen grijpen om iets te verdienen, maar mensen oplichten? Ik zeg hier heel eerlijk dat ik vaak moeite heb met de mentaliteit van de Indiër. Ik stap niet zo gemakkelijk over bijna dode mensen heen als dat de Indiër doet. In India zal men niet snel omzien naar z’n medemens. Het is een typische ‘push and pull’ samenleving, waarbij het gedeelte ‘samen’ vaak ontbreekt. Wat ik bedoel met ‘push and pull’ kan je ervaren door simpel ergens iets te kopen aan een loket. Men trekt en duwt zich naar voren. De sterke mannen eerst, maar ook de vrouwen en kinderen weten zich overal overheen en doorheen te wringen, ouderen en gehandicapten vertrappend. Bij ons lukt het ze uiteraard niet. Wij duwen en trekken terug. Anderhalve kop groter dan je medemens zijn komt soms goed uit. Had Darwin dan toch gelijk met z’n ‘Survival of the Fittest’? Maar los van deze mindere kant van India (en soms ook dat van mijzelf, wanneer ik weer eens een Indiër heb geworpen) blijft het een fascinerend land om in rond te reizen. Er gebeurt altijd wel iets.

Op het strand van Goa halen de vissers dagelijks de netten binnen. Regelmatig, als de netten zijn uitgeschud, blijven er levende zeeslangen achter op het strand. Als ik er weer eens één zie liggen roep ik er een visser bij en vraag hem de slang te verwijderen. Je zal gebeten worden. Ook de vissers zijn bang voor het dodelijk giftige serpent, dus ze raken het beest het liefst niet meer aan. In eerste instantie weigeren ze dus botweg. Maar mijn nijdige blik zegt dan vaak genoeg en omslachtig proberen ze dan toch maar de slang weg te werken.

Op een gegeven moment lag zeeslang nummer drie op het strand en terwijl ik naar de slang keek kwam een Indiase meneer naast me staan. “Dat is toch wel een beetje gevaarlijk,” zei ik. “Nee hoor,” antwoordde hij. “De meeste zeeslangen zijn niet giftig.” Ik antwoordde hem dat naar mijn weten de meeste zeeslangen juist wel giftig zijn. “Nee hoor,” zei hij. “Weet u het zeker?” vroeg ik hem. “Ja hoor. Ik weet het zeker.” Ik vroeg hem of hij bioloog was of zoiets. “I’m a doctor. Don’t worry.” antwoordde hij. “In de biologie?” vroeg ik hem nog eens indringend. “Nee,” zei de man. “Ik ben arts.” Ik vroeg hem nu nogmaals of hij zeker wist dat de meeste zeeslangen niet giftig waren en weer antwoordde hij bevestigend met “Don’t worry.” Naar de zeeslang wijzend zei ik: “Mooi, dan kunt u de slang wel even weghalen, want de vissers willen het niet.” Hij gaf me geen antwoord en negeerde m’n opmerking. Sterker nog, hij ging een gesprek aan met z’n maat en deed alsof ik niet meer bestond. De zeeslang raakte hij niet aan; de praatjesmaker!

Er lopen in India veel van dit soort arrogante en irritante types rond. Héél veel! Maar zoals ik al zei is het een mooi en interessant land en daar gaat het uiteindelijk toch om. Ooit spraken we in India een Indiër, die over zijn eigen land zei: “India is like LSD. You can have a good trip or you can have a bad trip. But at least you’ve made the bloody trip.”

Ron Krancher

Copyright © by Ronald E. Krancher (Scribent/Anthropologist/Non-Western Sociologist) Weesp 2007.