Game, set and match

“Kom we gaan. Bent u klaar?” Ik keek ma aan met een blik van ‘komt er nog wat van?’ Ze schoof langs me heen naar de gangkast en opende de deur door aan de knop te draaien waarover een door mijn oma gehaakt hoesje zat. “Verdorie,” riep ze en keek naar haar nagel, die in een gat van het haaksel was blijven hangen. “Gelukkig niet gescheurd,” constateerde ze opgelucht. In de kast is een lichtknop, die daar ook erg hard nodig is. Haar tennisschoenen stonden zoals gewoonlijk vooraan, naast haar drie tennisrackets en twee badmintonrackets, maar haar tennisballen waren weer eens onvindbaar. Waarom is me een raadsel. Ze tenniste bijna elke dag, dus waarom al die moeite gedaan om steeds maar weer de tas leeg te halen?

Uiteindelijk bereikten we de baan. Het had wel wat moeite gekost, omdat na het vinden van de tennisballen, natuurlijk eerst de schoenen en het trainingsjack moesten worden aangetrokken, een plas moest worden gedaan en uitvoerig het juiste racket moest worden uitgekozen. “Kom op,” riep ik ongeduldig. “Ga maar vast,” zei ze dan. “Ik kom er zo aan.” Dat betekende niet dat ik dus vast kon gaan. Het betekende: “Gewoon wachten en niet zeuren.” Na nog wat onduidelijk heen en weer gedrentel konden we naar de baan gaan. Je zag dat ze uit haar doen was. Meestal pakte ze de fiets om naar de tennisbaan te gaan. Voor zo’n sportief iemand heeft het me altijd verbaasd waarom ze die tweehonderd meter niet wilde lopen. Was het misschien omdat mijn vader altijd heel lief de fiets voor haar klaar zette? Pa kwam de schuur uitgelopen en zag ons staan. “Zijn jullie nou nog niet weg?” Ik keek hem aan, schudde nee en wees naar ma. Hij lachte. Hij kende dit.

Aangekomen op de baan begon ze net als haar tijdgenoten eerst tien keer over de baan heen en weer te rennen. Hierna kwam het rek- en strekwerk. Ik keek intussen toe en jongleerde wat met de bal op mijn racket. Door de jaren heen heb ik goed leren jongleren. Eindelijk waren de rek- en strekoefeningen klaar en konden we aan ons spelletje tennis beginnen. Haar eerste service ramde ik direct hard terug. Diagonaal over de baan. Ze zag hem niet eens terugkomen. “Zo… kom maar op,” dacht ik en lachte vals. Haar tweede en derde service keerden op dezelfde rücksichtloze manier terug. Hard en meedogenloos. Het stond 0-40 en de return op haar vierde service was niet scherp genoeg en kon door haar gekeerd worden. Maar mijn tweede klap maaide de bal naar de hoek en het veld uit. Game Ron, 0-1.

Uiteindelijk, na een uurtje tennis, was het pleit beslecht; 6-3 6-2. Ze had namelijk al snel door wat mijn tactiek was en kapte iedere keer de snelheid uit de bal. Weet je hoeveel kracht het kost om steeds weer snelheid aan een bal te moeten geven? Ik ramde en zij retourneerde met een slice of met een kapbal. Ik liep op elke bal en zweette als een otter. Na een run naar het net, om nog net zo’n nare kapbal te missen, liep ik hinkend terug naar de achterlijn. “Ik had moeten rekken voordat we begonnen,” bedacht ik me, “En wat meer oefenen kan ook geen kwaad. Hoe oud is ze nu? Zesenzestig? Godsamme.”

Copyright © by Ronald E. Krancher (Scribent/Antropoloog/Niet-Westers Socioloog) Nerja, februari 2011.