Gorilla’s in the Mist

Om kwart voor drie landde de Fokker-50 op het vliegveld van Ende, een kustplaats op het eiland Flores. Na een oponthoud van een dag konden we uiteindelijk toch vanaf Kupang (West-Timor) naar Ende vliegen. We hadden geluk. Er waren mensen die al drie dagen hadden gewacht voordat door de autoriteiten het sein veilig werd gegeven voor een landing op Ende. En nog was er toen we de kust van Flores naderden veel turbulentie en was de landing ruw en hard door de felle wind vanuit zee. Het was voor het eerst dat we in een Fokker-50 vlogen en het viel ons niet tegen. Het vliegtuig leek van binnen wel een beetje op de Bombardier waarin we in Birma naar de Bagan Vallei vlogen, alleen was dit gangpad iets breder en hadden we hier meer beenruimte. Verder was de indeling hetzelfde. Twee stoelen links en twee stoelen rechts, waarbij de vreemde stoelnummering opviel. Links de stoelen A en B, en rechts de stoelen D en F. Wat er met de nummers C en E is gebeurt zal altijd een mysterie blijven.

Ondanks de hevige wind wist de piloot de Fokker-50 heel aan de grond te krijgen en konden we, na onze tassen te hebben gekregen, op weg naar Moni, waar ons doel van morgenochtend is; de vulkaan Kelimutu. Vijfentwintig jaar geleden waren we al een keer op Flores en beklommen we samen met Aïsha (die toen tien jaar was) de vulkaan Ranaka (bij de stad Ruteng) en de vulkaan Kelimutu. De beklimming van de eerste had ons behoorlijk gekraakt en toen we aan de klim naar Kelimutu begonnen vreesden we het ergste. Uiteindelijk bleek het wel mee te vallen en hadden we het geluk dat we alle drie kratermeren (toen in de kleuren blauw, groen en bruin) konden fotograferen. De vraag was of dat nu weer zou lukken. Nu waren we in het natte seizoen en we hoorden dat er mensen waren die al drie dagen lang probeerden een glimp van de kratermeren op te vangen. De storm van de afgelopen dagen maakte het zelfs niet mogelijk om de vulkaan te beklimmen en dus wachtte men gelaten het einde van de stormen af.

Moni is nog steeds een klein bergdorpje dat vooral bestaat uit een aantal kleine hotelletjes en wat restaurants, waarvan er één zelfs internet heeft. Weliswaar erg traag werkend, maar toch. Eigenlijk is er in Moni maar weinig veranderd ten opzichte van vijfentwintig jaar geleden. Alleen is men wat slimmer geworden in het geld verdienen, zonder vervelend te zijn geworden zoals de meeste types die op Bali rondlopen. We ontmoetten Renault op het vliegveld van Ende, maakten een deal met hem en reden in zijn auto de twee uur naar Moni. Uiteraard sliepen we ook in zijn hotelletje, maar het was een goede deal en we zouden nog meer goede deals met hem gaan maken. We hadden besloten om samen met Bengt (de Zweed die we op Sumba hebben leren kennen) een auto te huren om ons naar de voet van de Kelimutu te laten brengen. De stormen van de afgelopen dagen hadden hun sporen achtergelaten. Het was een ravage. Overal lagen omgevallen bomen en we begrepen nu pas goed waarom de vluchten naar Flores de dagen daarvoor waren geschrapt. De auto kon maar een gedeelte van de route afleggen, omdat een grote over de weg gevallen boom de doorgang belemmerde. Maar men had daar slim op ingespeeld. Voor 25.000 roepia per persoon bracht men ons op de motorfiets het laatste stuk naar de voet van de vulkaan. Er hing een dikke mist en we hadden er een hard hoofd in dat we de drie meren te zien zouden krijgen. Net toen we de top bereikten trok de daar hangende mistflard weg en konden we van de eerste twee (achterelkaar liggende) meren een paar foto’s maken. Het duurde maar een minuut of vijf. Hierna trok de mist weer dicht. Het was er erg vochtig en mistig en de laatste klim (naar het bruine meer) viel ons zwaar tegen. Eenmaal boven ontmoetten we Bengt en wachtten we een uurtje in de hoop dat de zware mist zou wegtrekken. Tevergeefs. Het zicht werd alleen maar minder en dus besloten we maar foto’s van onszelf te maken, omgeven door de mist en drijfnat van de ochtenddauw. Tevreden met de foto’s van twee van de drie meren en van onszelf als drijfnatte gorilla’s in de mist, en nadat we aarde en asresten van de vulkaan hadden verzameld voor onze collectie, liepen we de zeven kilometer terug naar de auto. Terug in Moni maakten we een deal met Renault om via Ruteng naar Labuan Bajo te gaan. Onderweg zouden we nog een aantal interessante dingen bekijken, waaronder een Sopi-stokerij (palmwijn). En natuurlijk ook om bij de vulkaan Ranaka aarde voor onze collectie te halen en dan bij voorkeur daar waar we vijfentwintig jaar geleden, samen met Aïsha, onze memorabele tocht hadden gemaakt. En net als vijfentwintig jaar geleden, is de Ranaka ook nu weer actief, voelt men er de grond trillen en spuwt de vulkaan zijn inhoud weer naar buiten.

Ron Krancher

Copyright © by Ronald E. Krancher (Scribent/Writer/Anthropologist/Non-Western Sociologist) Labuan Bajo, Flores. March 23, 2012.