De Gurkha

We wilden graag een rit maken in de ‘toytrain’, de over een smalspoor rijdende stoomtrein naar Darjeeling. Darjeeling ligt in het noordoosten van India, in de staat West Bengalen. Het is een langgerekte staat dat zich uitstrekt vanaf de Himalaya, de streek rond Darjeeling, tot aan de baai van Bengalen in het zuiden.

De hoofdstad van West Bengalen is Calcutta. Een intrigerende, maar ook afschuwelijke stad. Een stad met mooie parken en brede lanen, maar ook een stad met heel veel armoede. De stad waar moeder Theresa haar handen vol aan had. Juist de enorme tegenstellingen maken deze stad zo afschuwelijk. Om niet de hele tijd te worden geconfronteerd met de soms extreme rijkdom en daar tegenover de alom aanwezige diepe armoede, kochten we een kaartje voor de dierentuin. Calcutta heeft een prachtige dierentuin, met als meest in het oog springende bewoner een fors uit de kluiten gewassen Bengaalse tijger. Een joekel, die nerveus z’n rondjes door z’n leefruimte liep. Van de prijs van het kaartje kon een doorsnee Indiaas gezin… .

We besloten om vanuit Kathmandu (Nepal) per bus oostwaarts te reizen naar Kakarbhitta, daar de grens naar India over te trekken en met de ‘toytrain’ naar Darjeeling te gaan. Het werd weer een lange en vermoeiende tocht. Op een gegeven moment slaat dan ook de vermoeidheid toe en dommel je, ondanks de mooie omgeving, in slaap. Je schrikt dan doorgaans weer wakker wanneer de bus plotseling stopt of voor een tegenligger een uitwijkmanoeuvre maakt. Je rijdt op een weg waarop je mijlenver vooruit kunt zien en nog steeds weten ze je tot op het laatste moment in spanning te houden. Rammen we de inhalende, tegemoetkomende vrachtwagen of niet? We hebben ons vaak afgevraagd wat er in die koppen omgaat. En het is niet alleen in Nepal of India, waar dit soort dwazen rondrijden. In elk niet-westers land, waar wij zijn geweest, worden van die ‘laatste-moment-acties’ uitgevoerd. Er is blijkbaar maar weinig respect voor het eigen leven en dat van een ander.

De rit voerde over de Terai en de bus stopte bij de langs de weg gelegen kleine stadjes. Zoals gezegd sukkelden we regelmatig in slaap. En als we met een schok weer wakker werden moesten we de rugzakken steeds weer naar ons toetrekken. Door het optrekken van de bus schoven die namelijk steeds weer naar achteren. Totdat ik een keer mis graaide. Er was een rugzak verdwenen.

Ik keek de mensen in de banken achter ons aan. Aangezien we bijna voor in de bus zaten moest toch iemand gezien hebben wat er gebeurd was. Iedereen keek me Aziatisch aan. Ze hadden allemaal plotseling een lege, ‘verre blik’ in de ogen en het spraakorgaan was collectief verlamd.

Vloekend hing ik uit de deur van de bus, in de hoop een glimp van m’n rugzak op te vangen. Behalve een prachtige door midden gekliefde berg, waar de weg doorheen liep, was rechts niets te zien. Links liep, zo leek het, een arbeider die bijna door z’n dunne beentjes zakte onder de zware last die hij torste. Hij verdween bijna achter een geparkeerde vrachtwagen, toen ik in de gaten kreeg dat hij míjn rugzak aan het verplaatsen was van de bus naar zijn huis. Een paar seconden later zou ik hem niet meer hebben zien lopen.

“Daar gaat hij,” riep ik naar Hitty. “Let op de spullen.”

Tegelijk met mij sprongen een aantal Nepalese jongeren uit de bus. Samen joegen we achter de dief aan. In een hoefijzerbeweging ( een militair zou zeggen: ‘een tangoffensief’) waaierden we uit. In hoeverre de twintig-jaar-jongere-jongeren werkelijk hun best deden om de dief te vangen…  Ze hielden gelijke tred met me en dat is normaal gesproken geen tempo om een medaille mee te winnen. Of ik was op dat moment zo ‘over de rooie’ dat ik mezelf heb overtroffen en een nieuw Krancher-record heb gevestigd óf ze huppelden voor de vorm maar een beetje met me mee.

We haalden hem wel snel in en de dief koos eieren voor z’n geld. Hij gooide de zware rugzak van zich af en wist te ontkomen. Misschien maar goed ook. Als ik hem te hard had aangepakt en de politie was er aan te pas gekomen, dan weet ik niet wat de uitslag was geweest. Gezien de weinig enthousiaste houding van de medepassagiers hoefde ik van die kant geen steun te verwachten. Ik bedankte de jongeren voor hun ‘hulp’ en we liepen terug naar de bus. Intussen vertelde één van hen dat hij de dief van gezicht kende. Hij vertelde dat de man vaker op deze busrit toesloeg. De rest beaamde dat. Fijn hoor!

Ze kenden hem, maar grepen niet in toen hij de rugzak stal. Sterker nog: ze lieten hem eerst ongeveer honderd meter weglopen en reageerden pas toen ík reageerde. Hetzelfde geldt voor al die andere knuppels in de bus. Wederom een illusie armer bond ik de rugzakken aan m’n been vast. Iets dat we vanaf dat moment als standaardprocedure invoerden. Dat en de ‘als-kleine-kinderen-in-het-bos-krijsende-alarmsystemen’ die we daarna aanschaften. Het alarm wordt dan in de tas verstopt en met een vissnoer aan het been gebonden. Als de tas wordt weggenomen, wordt de pin uit het alarm getrokken en je kan dan in ieder geval het geluid volgen om je spullen terug te halen.

Vanaf de grens namen we een jeep naar Darjeeling. Het was een prachtige tocht die ons langs een diep ravijn voerde, met op de bodem een wildwater riviertje. Een tocht met schitterende uitzichten, maar wederom met een, zoals we al gewoon waren, wilde, angstaanjagende rit langs afgronden. Elkaar passerend op plekken waar het bijna niet mogelijk was. Rechts de bergwand en links een diepe afgrond, waar de wielen zo dicht mogelijk langs het randje werden gestuurd. Ook hier regeert weer het macho gedrag. De grootste lefgozer durft ook die laatste centimeter van de rand van de afgrond te trotseren.

Darjeeling is bekend om de theeplantages. Misschien denk je de volgende keer als je een kopje thee maakt en je ziet op het zakje ‘Darjeeling’ staan: “Hé, grappig! Waar ken ik dat van?” De theeplantages liggen tegen de heuvels aan de voet van de Himalaya. Uitgestrekte, glooiende groene velden, zoals je ze ook ziet op de Puntjak op Java. En net als op de Puntjak plukken de vrouwen de blaadjes van de theestruiken en houdt een man ‘toezicht’. Zoals je ook op het postkantoor of het treinstation ziet, waar de vrouwen aan de balie zitten en een man ‘toezicht’ houdt. Andersom zou economische krimp betekenen. Vrouwen kunnen in India en Indonesië, net zo goed als mannen, ‘toezicht’ houden, maar of mannen theeblaadjes kunnen plukken of kaartjes kunnen verkopen zonder dat het in de soep loopt…, ik weet het niet hoor.

Over de paadjes tussen de rijen theestruiken is het leuk wandelen. Het lijkt een beetje op het wandelen over de paden tussen de druivenstruiken in de Champagne of de Bourgogne, alleen is het vergezicht natuurlijk veel groener en voller. Maar het terrein oogt net zo golvend en net zo ‘rijk’ als de wijnvelden. Ik bedoel daarmee dat het vullen van een glas wijn net zo veel arbeid en zorg vereist als het vullen van een kop thee. En als je dan het glas heft om te toosten of een kopje naar je mond brengt tijdens dat verdiende rustmoment; de inspanning was net zo groot en het moment is net zo rijk.

Het stadje Darjeeling stelt qua grootte niet zo veel voor. Er zijn een aantal hotelletjes. Van goedkoop tot heel duur ( althans naar onze smaak). Het terrein is sterk geaccidenteerd, zodat het iedere keer weer een hele klim was door de nauwe, kronkelende straatjes om ons hotelletje te bereiken. De betere hotels bevinden zich hoog in het stadje en ze hebben stuk voor stuk een voortreffelijk uitzicht over de theeplantages.  Wij hadden een redelijke kamer gehuurd. De kamer was schoon en er was een televisie. Tegenwoordig past dat in ons budget, maar er waren tijden…

We hadden dus een televisie en tot m’n verrassing zond een sportzender de wedstrijd Feyenoord – Ajax uit. Feyenoord-fans weten hoe belangrijk deze wedstrijd is. DE KLASSIEKER. Dus kunnen de Feyenoord-fans zich voorstellen hoe blij ik was dat Ajax met 5-1, zegge en schrijve: vijf tegen één, van Feyenoord won. Als een kind zo blij viel ik in slaap. Senang.

Ik had tot ruim twee uur ‘s nachts naar de wedstrijd gekeken. Dat betekende wel dat ik de volgende ochtend niet m’n bed was uit te branden. Hitty probeerde het wel, maar half vijf was me te gortig. Ze besloot toen maar zonder mij de berg op te gaan, om de zonsopgang bij de Mount Everest, te bekijken.

Een colonne jeeps reed de reizigers de berg op. In het donker – bij voorkeur het licht van de koplampen niet gebruikend, want ze zouden wel eens kapot kunnen gaan – voerde de tocht langs diepe ravijnen. Hitty heeft zich, samen met haar medepassagiers, enorm kwaad gemaakt op de chauffeur, die vond dat hij in het donker, zonder licht, z’n voorgangers op de kleine bergweg moest inhalen. Ondanks de wilde rit in de duisternis wilde Hitty de volgende dag nog een keer de berg op, maar nu met mij er bij.

Het is inderdaad een fantastische plek om de zonsopgang te bekijken. Het bijzondere aan de plek is dat je de zon ziet opkomen met op de achtergrond de besneeuwde top van de Mount Everest. Het is niet uit te leggen hoe geweldig het gevoel is om daar te kunnen staan en de zon te zien opkomen met op de achtergrond die wereldberoemde bergtop.

Na afloop raceten de jeeps weer de berg af; maar nu zonder ons. Wij besloten om boven op de berg te blijven en via bergpaadjes terug naar Darjeeling te lopen. Toen de jeeps weg waren en het geluid van de motoren verstomd was, viel het op dat het er absoluut stil is. Geen autogeluiden en geen overkomende vliegtuigen. Geen schreeuwende mensen of blaffende honden. Absolute stilte.

Heel af en toe kwamen we iemand tijdens onze wandeling tegen. Dan knikte je elkaar vriendelijk toe en vervolgde je in stilte je weg, over de smalle bergpaadjes met links de rust van het dal en rechts de toppen van de Himalaya. De mooiste wandeling die we ooit hebben gemaakt, daar aan de voet van de Mount Everest.

Beneden gekomen volgden we het traject van de ‘toytrain’, het doel waarvoor we feitelijk naar Darjeeling waren gekomen. Wandelend over de rails van het smalspoor kwamen we door kleine dorpjes met vriendelijke mensen en door een groen landschap, met een weelderige beplanting, passend bij het vochtige bergklimaat. Vanuit het dal klonk de hoorn van de naderende trein. De mensen begonnen het spoor vrij te maken. Het drogende wasgoed werd even weg gehaald. Kratten van de winkeltjes en tafels en stoelen van de restaurantjes werden opzij geschoven en spelende kinderen werden van het spoor getrokken. Eindelijk kwam daar dan de ‘toytrain’, onder veel gehijg de bocht om. En het is werkelijk een ‘speelgoedtreintje’. Zelfs de rookpluim is kleiner dan bij een volwassen stoomtrein. De wagonnetjes zijn kleiner en smaller en schudden ook korter heen en weer op het spoor. Het oogt een beetje truttig. Het is een beetje een truttig treintje. Maar wel een truttig treintje dat mooi past in de omgeving.

Het is een heel andere trein dan de stoomtrein waarin we zaten in Rajastan, rijdend ergens tussen Jodhpur en Udaipur. In die trein kon ik zittend op de treeplank in de deuropening, bij een vaartje van een kilometer of dertig per uur, rustig over de Targwoestijn turen. Af en toe de brandende sintels, die uit de schoorsteen vlogen, uit m’n haar of van m’n shirt verwijderend. Het was vooral een imposant gezicht wanneer de trein in de woestijn een flauwe bocht maakte en ik voor de lange rij wagons de grote, zwarte locomotief aan het werk zag. Een dikke rookpluim uitblazend. Je voelde hoe het mechaniek van de locomotief elke keer een rukje aan het treinstel gaf…, even losliet en dan weer aanzette. Heel anders dan bij de elektrische- of dieseltreinen, die eenmaal vertrokken, veel gelijkmatiger de wagons voorttrekken en waarbij je op de maat van de rails van links naar rechts wordt bewogen. De stoomtrein doet iets raars met je lichaam. Zittend op de bank schokt je lichaam iets naar voren en achteren in plaats van naar links en rechts. Het gevoel is niet onprettig, maar het is wel vreemd en het is even wennen. Op de treeplank van een stoomtrein zittend maak je met je lichaam weer de vertrouwde links-rechts beweging. Wiegend. Bijna in slaap sussend.

De ‘toytrain’ is heel anders. Een leuk stukje speelgoed, maar wel een stukje speelgoed met een volwassen taak. Het bevoorraden van de bergdorpjes en het lokken van toeristen naar de streek. Af en toe stopt de machinist het treintje om het vuur weer op te stoken. Aan de voorkant van de trein, onder de koplamp, wordt een stalen klep geopend en met een schep worden de kolen naar binnen geschoven. Daarna gaat de machine weer sissend, hijgend en puffend aan het werk. Het trekt de wagonnetjes verder door het prachtige, soms mistige berglandschap. Uiteraard hebben we later zo’n tocht gemaakt.

De oude man draaide om ons heen. Hij volgde ons terwijl we door de straatjes van Darjeeling liepen. Als we een winkeltje binnen gingen bleef hij buiten staan en als we weer naar buiten kwamen liep hij van ons weg en keek vanaf een afstandje toe. Hij leek iets verward te zijn. Soms ving ik zijn blik op en dan zag ik hem peinzen.

Hij was keurig gekleed. Hij droeg een uniform en had een baret op. Alles zag er piekfijn verzorgd uit. Ik stelde me voor hoe deze Gurkha ooit voor de Engelse bevrijdingsmacht in Nederlands-Indië had gediend. Hoe de man, na de Japanse capitulatie, het kamp waar m’n moeder zat had beschermd tegen de pemoeda’s, de Indonesische jongeren, tijdens de daar op volgende Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. Ik herinner me de verhalen van m’n vader over de moed en trouw van de Gurkha’s. Met een borreltje voor zichzelf en een whisky voor mij binnen handbereik, vertelde m’n vader me over die moeilijke periode en over de Gurkha’s en de Sikhs die de kampen moesten bewaken. Volgens mijn vader waren de Gurkha’s betrouwbaar en moedig. Hij had heel veel respect voor ze. De Sikhs daarentegen deden weinig moeite om de Indische Nederlanders te beschermen tegen de Indonesische vrijheidsstrijders. Sterker nog: regelmatig verkochten Sikhs hun wapens aan de vijand.

“Neem dan de Gurkha’s,” zei m’n vader, “die lieten zich door niets opzij zetten.”

Kukri Nepal & Gurkha

Plotseling kwam hij op me af. Met een fiere houding en met grote militaire passen. Met in de ogen een blik van herkenning sprong hij voor me in de houding, de hand in groet aan de baret. Ik wist me geen raad met de situatie, totdat ik begreep dat hij, in mij, iemand uit z’n militaire verleden herkende. Ik stapte toen ook keurig in de houding. Linkerhand langs het been en de rechterhand omhoog brengend. Hem in de ogen kijkend beantwoordde ik het saluut. Hij bracht z’n hand omlaag en er kwam een glimlach op z’n gezicht. Na een knikje draaide hij zich om en liep met stramme passen, maar nog steeds die militaire statuur behoudend, van me weg.

Ik weet dat ik ook een glimlach op het gezicht had. Ik moet nog steeds glimlachen als ik aan hem denk en koester het prettige gevoel dat deze Gurkha me voor de rest van m’n leven heeft gegeven.

Ron Krancher

Copyright © by Ronald E. Krancher (Scribent/Anthropologist/Non-Western Sociologist) Weesp 1998