Mijn vader

Jan François Krancher

Het is alweer vijf jaar geleden dat de laatste Tromp-reünie werd gehouden. Zonder mijn vader en zonder de heer Van der Meer Mohr. Helaas waren beiden reeds overleden. Mevrouw Van der Meer Mohr organiseerde deze laatste reünie van de Oud-Trompers. Niet alleen pa en de Schout-bij-nacht ontbraken. Velen waren al ziek of overleden, waardoor het aantal deelnemers snel afnam.

Als we aankwamen stond de heer Van der Meer Mohr ons, samen met zijn vrouw op te wachten. Pa en ik kregen dan altijd een stevige hand van de ‘kleine admiraal’ (zijn bijnaam, want hij was inderdaad klein van stuk). Ma en Hitty kregen van hem altijd een handkus, terwijl zijn vrouw glimlachend toekeek. Een buitengewoon charmant echtpaar.

Ter gelegenheid van de laatste Tromp-reünie is een boek uitgegeven: De Tromp En Haar Trompers. Ik heb daarin een stukje mogen schrijven over mijn vader. Het stukje heet ‘trots’. Het is al vijf jaar geleden geschreven, maar het gevoel is alleen maar gegroeid. Ik liet het stukje aan een familielid lezen; die zei me dat ik het op m’n website moest plaatsen. Eigenlijk vind ik het een heel persoonlijk stuk. Maar ach, daarnaast staat het in een landelijk uitgegeven, voor iedereen leesbaar boek. Dus, wat let me!

Hieronder volgt het artikel dat ik schreef voor het boek ter ere van de laatste Tromp-reünie. Een hommage aan mijn vader en zijn vrienden die drie jaren tegen de Japanse vloot vochten.

Gedurende die drie jaren verkreeg de Hr. Ms. Tromp de bijnamen ‘Ghost Ship’ en ‘Lucky Ship’, omdat ze de oorlog door, alle aanvallen doorstond. Volgens ‘de Jap’ was ‘de Tromp’ al vele keren vernietigd. Steeds weer kwam het schip na hevige strijd thuis. Sterk gehavend. Soms op zinken na de haven bereikend, maar steeds weer overlevend. De bemanning kreeg na de oorlog, terecht, een eervolle vermelding.

Hr. Ms. Tromp, Battle Station of Jan Francois Krancher

Trots

Mijn vader sprak zelden over de oorlog. Nu moet ik zeggen dat ik, toen ik jong was, ook niet erg geïnteresseerd was. Het zelfde geldt voor mijn broers en zusje. We waren met heel andere dingen bezig. De spannende dingen die opgroeiende kinderen bezig houden.

Ik zal me even voorstellen. Ik heet Ron Krancher en ben de zoon van Jan en Pola Krancher.

Zoals gezegd hadden we het te druk met andere zaken. Later, pas na mijn trouwen, wilde mijn vader wel meer informatie aan me kwijt. Ik denk dat het ook kwam omdat ik mijn vragen iets intelligenter stelde dan mijn vader van me gewend was geweest. En nog vele jaren later vertelde hij me het verhaal van ‘De slag in de Javazee’. Dat hij daar bij was geweest, getorpedeerd was en in zee had gelegen.

In ieder geval hoorde ik pas op rijpere leeftijd van hem het verhaal van ‘De slag in de Javazee’. Vroeger, op school, was me alleen maar verteld dat ene Karel Doorman ‘Ik val aan, volgt mij’ had geroepen en dat vervolgens de Japanners, trouwens pas na een hevige strijd van Doorman en zijn manschappen, de slag hadden gewonnen. Hiermee hield zo ongeveer mijn kennis over de oorlog in Indië op. Natuurlijk wist ik, als Indo, waar Indië lag. Die kant op!

Via de onderzeedienst kwam mijn vader terecht op de Hr. Ms. Kortenaar. Op dat schip volgde hij Karel Doorman richting Japanse vloot. De Nederlandse vloot was sterk verouderd en men maakte eigenlijk geen kans. De Hr. Ms. Kortenaer werd al in het begin van de strijd door een torpedo getroffen en zonk. Mijn vader belandde met de rest van de overlevenden in zee en zag menig van zijn maten de reddende vlotten niet halen. Hij heeft nog meegewerkt aan de documentaire, een film van Niek Koppen uit 1995, en kon daar na vele jaren zijn verhaal kwijt.

Er werd me toen al veel duidelijk. Maar, een half jaar voor z’n dood (we zaten samen in de tuin en dronken een borreltje; althans hij dronk een ‘jonkie’ en ik een whisky) vertelde hij me het hele gebeuren; tot in de details. Hij vertelde me toen ook uitgebreid over zijn periode op ‘de Tromp’.

Hij vertelde me hoe hij na de torpedering van de Kortenaer op de Hr. Ms. Tromp werd geplaatst. Op ‘de Tromp’ heeft hij de rest van de oorlog doorgebracht. Hij vertelde me hoe cruciaal het was dat iedereen op het schip zijn taak kende.

Hij vertelde hoe belangrijk kameraadschap was en hoe ingrijpend die periode op ‘de Tromp’ voor hem was geweest. Dat wist ik natuurlijk al. Niet voor niets was ik al jaren mee geweest op reünies. Ik heb ieder keer kunnen zien hoe belangrijk het voor hem was om er bij te kunnen zijn. Ik luisterde naar de verhalen en de anekdotes. Ik luisterde naar de trots in de verhalen en ik begreep die. Ik zag hoe enkele van zijn kameraden afscheidt van hem namen bij zijn begrafenis. Op militaire wijze. In de houding. Ik luisterde naar de toespraak van Schout-bij-nacht Van der Meer Mohr en begreep de waardering in die woorden en voelde me trots.

Nu, viereneenhalf jaar na zijn dood, schrijf ik dit stukje. Aan de muur van mijn werkkamer hangt een schildje van de Hr. Ms. Tromp. Als ik er naar kijk voel ik weer die trots, maar ook voel ik me weemoedig. Het einde van een periode is in zicht. De laatste Tromp reünie. Het laatste tastbare (op het schildje na) van een periode in het leven van mijn vader.

Jan François Krancher

Ron Krancher

Copyright © by Ronald E. Krancher (Scribent/Anthropologist/Non-Western Sociologist) Weesp 2008