M(ei)

Ze zijn in een doos over het toegangshek gezet; althans zo luidt het verhaal. Ze heten Tok en Tokkie (niet mijn keuze, maar het dekt de lading) en scharrelen sindsdien over het terrein op zoek naar eten en plekken om hun eieren te verstoppen als ware het Pasen.

Op dit moment legt Tokkie haar eitjes bij ons. En ze zijn me toch lekker. Het is rond ons huis nu ook een stuk rustiger geworden. Tot voor kort kwamen ze om een uur of zeven tokken en kukelen totdat we hen hun dagelijkse maaltijd hadden gegeven, buikten nog een uurtje uit en gingen daarna naar de buurman om daar hun scharreleitje af te leveren. Nadat een rat de lekkernij had ontdekt zocht Tokkie het gebied af naar een veiligere plek. Totaal van de leg tokte ze bij ons aan en natuurlijk boden wij haar de gelegenheid om bij ons haar eitjes te leggen. Haar bijzonder lekkere eitjes. Geroerd lekker. Met een meegebakken spekje heerlijk.
Na het leggen van het ei roept ze luidkeels om haar kerel, die ver van de legplek verwijderd, continu kukelde om sluipende moordenaars weg te lokken van de barensplek van zijn gade. Tot nu toe lukt hem dat, maar voor hoe lang nog? Eksters, katten, vossen, Hitty en ik loeren op een maaltje. De één wil het ei, de ander de kip. Er zijn er die beide willen. Hoelang zullen wij nog een eitje tikken?

We hebben meer gevleugelde vriendjes. Soms heel zielige en soms heel wrede.

Elke dag komt de vrouwtjesmerel haar rozijntjes halen. Haar man heeft wel eens geprobeerd om voor te dringen, maar wacht nu, na het verschrikkelijke pak slaag dat hij van haar kreeg, keurig zijn beurt af.

Na de merels komt het zielige musje bij ons langs. Ze wacht op de mat totdat we haar opmerken. Als de deur open staat komt ze ons halen. Ze hupt de kamer binnen, gaat voor ons zitten en tjilpt “Etenstijd”. Zo kortaf lijkt onbeschoft, maar langere boodschappen kan ze niet aan. Ze mist namelijk haar bovensnavel. Tjilpen gaat haar dus niet zo best af en hetzelfde geldt voor eten. Het kost haar heel veel moeite om de zaadjes naar binnen te werken. Toch heeft ze een methode gevonden om de zaadjes via haar ‘centenbakje’ haar keel in te laten rollen. We kennen haar al twee jaar. We hopen op meer.

De Turkse tortel met de klompvoet wacht altijd keurig op zijn beurt. Soms alleen, soms vergezeld door zijn gade waggelt hij over de patio en pikt zijn deel op. Liefdevol kijkt zijn meisje dan toe hoe hij zich van A naar B verplaatst. Je ziet aan haar dat ze zorgzaam is en heel veel van hem houdt. Ze geeft hem kopjes om hem gerust te stellen en strijkt haar veren glad om hem op te winden.

De lijsters willen alleen dat we op tijd hun bad vullen. Ze zijn gemakkelijk te herkennen. Het mannetje of vrouwtje gaat midden in het bad zitten en plonst met de kont op en neer in het water, onderwijl de oksels wassend en het vrouwtje of mannetje zwemt van de ene kant naar de andere kant en terug. Dit herhaalt zich een keer of tien onder het zingen van, zo lijkt het: “I’m Popeye the Sailor man.”

De koolmezen hadden een kast vol jongen en vlogen wekenlang nerveus af en aan om ze vol te proppen met maden. Nu is het stil. De jongen zijn uitgevlogen en de koolmezen doen weer waar ze voordien goed in waren; het terroriseren van de andere kleine vogels. Het schijnt dat ze met een bepaalde techniek kleinere vogels wurgen en daarna de hersenpan leeg pikken. Ja, het zijn schatjes. De nachtegaal en het roodborstje, de zwartkopjes, kwikstaartjes, winterkoninkjes, meesjes, vinken en de onbekende piepkleine operazangers die zich gedragen als kolibries, zijn gewaarschuwd. Ze kijken voortdurend over hun schouder, want de hufters van de tuin hebben weer tijd over.

De uilen zien we weinig; hun ballen regelmatig en terwijl de spechten hun maaltijd uit een boom slaan, horen we de koekoek juichen nadat zij haar ei in het nest van een ander heeft gelegd.

De kraaien vallen de buizerds aan die boven ons hoofd cirkelen in afwachting van uitvliegende jongen die, als de tijd daar is, als hapklare brokken uit een automatiek worden opgehaald. De roofvogels trekken zich weinig aan van de kraaien. Ze vinden ze hinderlijk. Meer niet. De jongen vliegen toch wel uit. Is het vandaag niet, dan is het morgen.

Tok en Tokkie kwamen een half uurtje geleden de patio oplopen. Ik weet zo ongeveer de tijd dat ze komen en het ritueel dat ze volgen. Ik hoor Tokkie tokken alsof haar leven ervan afhangt. Ze roept om haar kerel. Hij kan terugkomen van zijn patrouille. Het ei is gelegd. Haar taak is volbracht. Samen met de eieren van gisteren en eergisteren heb ik nu genoeg voor mijn omelet van morgen.

Ron Krancher

copyright © Ronald E. Krancher (schrijver, columnist, antropoloog, niet-westers socioloog). Weesp, mei 2014.