Toen ik vijftien jaar oud was leerde ik gitaar spelen. Maar hoe hard ik ook mijn best deed; een geweldige gitarist ben ik nooit geworden. Ik volgde m’n vrienden in hun poging om een bandje te beginnen en werd gaandeweg dat proces meer en meer genegeerd. Vermoedelijk omdat ze vonden dat ik te weinig talent had. Dat klopte eigenlijk ook wel…, dacht ik.
Op een gegeven moment kreeg ik de twaalfsnarige Eko van ‘de Dandy’s’ in m’n bezit en begon te oefenen. Maar, hoe vaak ik ook oefende, mijn vingers waren niet gebouwd voor het solo-spel; de droom van elke gitarist. Wel bleek ik ritme te bezitten.
Het omlaag en omhoog bewegen van de snaren in een gewenst tempo, dat kan iedere gitarist. Het opzetten van meerdere tempo’s, waarbij je toch het grondschema volgt en vasthoudt, en waardoor de sologitarist kan opvallen en schitteren, geeft een fantastisch gevoel. Ik bezit blijkbaar de gave om als slaggitarist de sologitarist de mogelijkheid te bieden z’n solo’s te maken, en op te vallen als muzikant. Dat voelt werkelijk verdomde goed.
En dus pak ik, zelfvoldaan en getalenteerd, m’n twaalfsnarige Eko, dat prachtige muzikale wapen, en ik beweeg m’n hand over de snaren. Dan sla ik m’n ritme. Op en neer…, snel…, langzaam…, hard…, zacht…, tot het ritme een solo wordt.
Ron Krancher
© by Ronald E. Krancher (Scribent/Anthropologist) Weesp 2006