Op de markt in SoE

Het zijn vaak niet zulke grote ongemakken die we tijdens het reizen ondervinden en ze zijn doorgaans ook eenvoudig op te lossen. In SoE, een mini-stadje dat pakweg op honderd kilometer afstand ligt van Kupang, de hoofdstad van West-Timor hadden we zo’n ongemak.

We zaten daar in een verrassend goed hotel dat, zo leek het, groter was dan het stadje. Het hotel ademde de sfeer van Tempo Dulu, het Nederlands-Indië van mijn ouders en grootouders. In de lobby en in het restaurant klonk uit de speakers “Droog je tranen maar nona manis”, “Koleh koleh” en de rest van het spectrum van de muziek die de oudere Indo’s senang doet voelen.
In het restaurant lagen op de tafels oranje tafelkleden met een goudkleurig randje en voorzien van witte rushes, en de zittingen en rugleuningen van de stoelen waren voorzien van oranje hoezen met goudkleurige sjerpen die op de rug van de leuning bijeen werden gehouden met een grote strik.

Op de tafels stonden bloempotjes met roze amandelbloesem. Van plastic, dat dan weer wel. Het voelde wel erg vertrouwd, want het deed me aan mijn moeder denken die ook voornamelijk plastic bloemen in huis had, omdat bij haar echte bloemen door gebrek aan water binnen de kortste keren dood gingen.

Hoe dan ook was het een leuk hotel, maar wel een hotel met nog wat meer eigenaardigheden. Zo was de slaapkamer gigantisch en leek meer op een appartement zonder keukentje. De wc en douche bevonden zich in gescheiden ruimtes naast elkaar. Links de wc en rechts de douche, met rechts de lichtknop van de wc en links de lichtknop van de douche. Heel verwarrend, maar oké het moest maar. Het meest eigenaardig was het dat het slot van de wc-deur aan de buitenkant zat en dus ook alleen maar van buitenaf op slot kon worden geschoven. Curieus!

De badkamer was zoals we het kennen van de goedkope losmen. Twee of drie lange spijkers in de deur om je spullen aan op te hangen, een fonteintje waar je na het tandenpoetsen in spuwt en waarna je je spuug een meter verder bellenblazend weer uit een gat in de muur ziet komen, waarna het zijn weg vervolgt via de muurtegeltjes richting de badkamervloer en vandaar naar het roostertje van de afvoer. Het viel me op dat er een roostertje zat en niet zoals zo vaak het geval was slechts een open gat dat als in- en uitgang dient voor kakkerlakken. Ook dit fonteintje miste zoals zo vaak het geval is een spiegel, maar wijs geworden door het vele bloedverlies na het blind scheren reist er tegenwoordig een spiegeltje met me mee.

O ja, het ongemak. In SoE bleek mijn spiegeltje te zijn gebroken. Ik had me al een paar dagen niet geschoren en had dus niet gemerkt dat het waarschijnlijk gebroken was tijdens de vlucht van Sumba naar Timor. We vlogen met een Fokker 50 van, naar ik meen, de inmiddels bankroet verklaarde Batavia Air en waarschijnlijk waren ze niet al te zachtzinnig omgesprongen met de bagage of wie weet waren de tassen door het ruim geslingerd tijdens de ruwe vlucht en dito landing.
De spiegel was in tientallen stukken gebroken en dus moesten we op zoek naar een nieuwe. Volgens de mevrouw die de lobby beheert, de was doet en ons het eten serveerde, was het moeilijk om in SoE een kleine spiegel te kopen, maar volgens haar maakten we de meeste kans op de markt.

‘Wat is het Indonesische woord voor spiegel?’ vroeg ik aan Hitty.

‘Geen idee,’ antwoordde ze.

Tien minuten later stonden we voor het kraampje op de markt waar volgens een kippenboer en zijn buurman de messenslijper, spiegeltjes en kraaltjes werden verkocht. De kraaltjes en ander naaigerei zagen we liggen, maar geen spiegeltjes.
Geduldig wachtte de jonge vrouw totdat we onze order plaatsten. We probeerden het met hints, hielden onze hand op en keken in onze handpalm alsof we in een spiegel keken. De ogen van de verkoopster stonden mistig. We probeerden het opnieuw en weer zagen we de mist. Ze leek het maar niet te snappen, haalde haar schouders op en hielp intussen een andere klant, ons even alleen latend met onze handpalmen. Bij onze volgende poging zagen we plotseling dat herkenning de mist verdreef.

‘Ah!’ riep ze in het Indonesisch. ‘Ah, u bedoelt kapper! Nee, die is hier niet.’

Voordat we konden reageren begon ze omstandig uit te leggen waar we een kapper konden vinden. Met onze armen zwaaiend en nee schuddend kregen we haar aandacht weer gericht op onze handpalmen, waarbij Hitty, in haar handpalm kijkend deed alsof ze haar lippen stiftte. Aandachtig volgde de jonge vrouw Hitty’s handelingen, tot en met het op elkaar drukken van de zogenaamd gestifte lippen.

‘Ah!’ riep ze weer in het Indonesisch en je zag haar ogen oplichten. ‘Ah… lipstick!’

2016 © Ronald E. Krancher