Rangoon

Het leek wel ‘back to the future’. We waren zo leek het pakweg vijftig jaar terug in de tijd beland. Het vliegtuig landde precies volgens schema in Yangon, de hoofdstad van Myanmar oftewel Birma zoals het land in de tijd van de Britse koloniale periode heette. Zelfs nu nog heeft men het in de volksmond (buiten Myanmar) nog over Birma, met de hoofdstad Rangoon. Zelfs vandaag de dag is de afkorting voor de luchthaven in Yangon, RGN (Rangoon). De afkorting zoals die al voor de onafhankelijkheid in 1948 werd gehanteerd.

Precies op tijd landde het vliegtuig en taxiede tot vlakbij het prachtige, stijlvol ontworpen luchthavengebouw. Na alle douaneformaliteiten en nadat men ons onze bagage had gebracht (hoe wist men in godsnaam welke bagage van ons was) werden we opgevangen door een locale reisagent. Hij vroeg ons of we al een hotel hadden en of hij ons dan van dienst kon zijn. We hadden via het internet voor de eerste dag al een hotelkamer geboekt. Dit eigenlijk meer omdat onze reis van Phuket naar Myanmar een vreemd tijdschema kende. Elf uur ‘s avonds vertrok de vlucht van anderhalf uur naar Bangkok en pas om zeven uur ‘s ochtends vertrok de vlucht van anderhalf uur naar Yangon (RGN). Het zou daarom een lange nacht van wachten worden en dus hebben we voor de zekerheid voor de eerste dag al een kamer geboekt. De meneer leek net zo betrouwbaar als de andere (reis)agenten, dus besloten we met hem mee te gaan naar zijn kantoor. De taxi naar het Panda Hotel zou zes dollar kosten en dat was een eerlijke prijs. Onderweg stopten we dus even bij het reisbureau en dat was een goed idee want we moesten nog een reis naar de Bagan Vallei regelen. Voor de laatste nacht in Rangoon hadden we trouwens ook al een kamer geboekt. In een prachtig duur hotel. Dat wel. Het enige hotel waar we via het internet nog een kamer konden boeken. De rest zat vol. Er zal, zoals zo vaak in Azië, wel weer een religieus feest zijn.

Een uurtje in het reisbureau leverde ons een volledig ingevuld programma op. Ietwat overdreven, want het programma bestond eigenlijk uit niet meer dan een vlucht met Air Mandalay naar Bagan en een vlucht met Yangon Air terug naar Yangon. En het bevatte natuurlijk ook een hotelkamer in Bagan. Om kwart over zes de volgende ochtend vertrok onze vlucht. De ATR 72-210 stond al met van ongeduld klapperende ‘flaps’ klaar. Het is een in Canada gebouwde turboprop, met twee Pratt and Whitney motoren. Het toestel heeft twintig rijen met vier stoelen, per twee stoelen verdeeld over de beide zijden van het toestel. Er kunnen dus tachtig passagiers mee, alhoewel in het handboek wordt gerept over zeventig. Het middenpad is een trolley breed. Hoe breed een trolley is? Denk maar aan een knappe slanke Birmaanse stewardess die net het gangpad vult.

Voor vijfentachtig dollar per persoon, enkele reis maar inclusief een hapje en een drankje, vlogen we naar Bagan. In een hartstikke leuke turboprop die ons sterk deed denken aan het vliegtuig uit de avonturenserie ‘Tales of a Gold Monkey’. Het vliegveldje van Bagan is nog leuker dan dat van Rangoon. De ATR 72-210 taxiede tot vlak voor de deur van het luchthavengebouw en zijn tweelingbroer, die kort daarna uit Mandalay arriveerde, parkeerde daarnaast voor z’n tien minuten durende tussenstop. Hij stond daar met vervaarlijk draaiende propellers op de passagiers te wachten. Uiteraard werden we er opgewacht door een afgevaardigde van ons hotel. Onderweg passeerden we enkele van de meer dan duizend tempels die over de Bagan Vallei verspreid staan. Een heerlijk aperitief voor datgene dat ons de komende dagen stond te wachten.

En Rangoon dan? De stad die ik alleen maar ken van horen zeggen en van prachtige historische films? De Engelsen controleerden het gebied tot 1948 en nog steeds is hier en daar die invloed nog merkbaar. Zeer zeker in de haven bij de historische pakhuizen, waar de oude aftandse laat-koloniale vrachtwagens klaar staan om hun lading te brengen of op te halen. Maar ook op andere niveaus kom je die invloed nog steeds tegen. Op een avond dineerden we in het hotel en de sfeer in de ‘Dining Hall’ werd bepaald door een ober op leeftijd, die zonder twijfel z’n opleiding in de koloniale periode moet hebben genoten. Met een ‘Royal British Accent’ verklaarde hij de oorsprong van de koffie die we na het diner bestelden. “Sir (knikje), Ma’am (knikje). This coffee is from a special selection. I hope you will enjoy it. Sir (knikje). Ma’am (knikje).” En kaarsrecht liep hij naar de volgende tafel. Hij deed me sterk denken aan de Gurka die we in Nepal hadden ontmoet en die ook zo’n statuur bezat.

We hebben de binnenstad een paar keer rondgelopen. We begonnen onze tocht bij de haven waar zoals gezegd de pakhuizen nog herinneren aan de tijd van voor de onafhankelijkheid en waar de vele oude vrachtwagens uit de tijd van ‘The Jewel in the Crown’ op hun lading wachten. Ze zijn oud en ze ogen oud, maar ze rijden nog steeds en motorisch klinken ze ook nog opperbest. De Chinese en Indiase wijken zijn ook hier, net als in de meeste andere Aziatische steden, levendig en interessant. Er is veel te koop en er kan lekker worden gegeten. Maar de kers op de taart is toch ‘The Strand’. Zoals Singapore het Raffles Hotel heeft, heeft Rangoon ‘The Strand’. Beide hotels zijn ontworpen door dezelfde architect. Dezelfde sfeer als in het hotel in Singapore is ook in Rangoon voelbaar.

Natuurlijk dronken we een biertje in ‘The Strand’. Dat is wanneer je in Rangoon bent een ‘must’, net zoals het een ‘must’ is om in ‘het Raffles’ een ‘Singapore Sling’ te hebben gedronken. Terwijl we genoten van ons biertje klonk op de achtergrond het geluid van de brullende hoorn van een vertrekkend schip. Net zoals dat ook al in de negentiende eeuw gebeurde.

Ron Krancher

Copyright © by Ronald E. Krancher (Scribent/Anthropologist/Sociologist of Non-Western Societies) Rangoon, Birma March 2010.