We stonden om vijf uur op en liepen om half zes over de houten trottoirs van Tombstone. De straten waren nog leeg. Alleen onze voetstappen waren hoorbaar. Bij de ‘Crystal Palace’ sloegen we rechtsaf. Schuin voor ons, aan de overkant van de straat, lag de ‘Big Nose Kate’ er net als de ‘Crystal Palace’ nog verlaten bij. Zaterdagavond is de gezelligste avond. Er is volop live muziek en er wordt gedanst. Tot laat in de nacht hebben de cowboys en hun ‘little ladies’ zich in de kroegen volgegoten. Nu, op zondagochtend, lagen ze vermoedelijk ergens hun roes uit te slapen.
Bij O.K. Corral sloegen we linksaf en liepen naar de naast het stadje gelegen woestijn. We passeerden het vroegere kantoor van de sheriff met z’n grote stalen kooi waarin ooit de gevangenen tijdelijk werden opgesloten. Meestal wegens openbare dronkenschap of vechten. Als het vergrijp te groot was, zoals bij dodelijke vuurgevechten, werd men naar de gevangenis overgebracht. De gevangenis bevond zich in het gerechtsgebouw. Een statig gebouw met een binnenplaats. Op de binnenplaats staat nog steeds de galg waaraan menigeen bungelend z’n laatste adem uitblies. Vooral in de jaren rond 1880 ging het er ruig aan toe. De begraafplaats, Boot Hill, ligt vol met graven uit die tijd. Mensen die gedood waren tijdens vuurgevechten in de straten van Tombstone, gedood door veedieven, opgehangen op de binnenplaats van het gerechtsgebouw of aan de eerste de beste boom die een woedende menigte kon vinden. Er ligt zelfs een graf met de tekst: “He was right, we was wrong. We strung him up and now he’s gone.”
Het was nog wat fris en er waaide een windje. De ‘tumbleweeds’ rolden voor onze voeten langs en onze stappen klonken hol door de lege straat. Het leek wel een scène uit een spaghettiwestern. We wandelden de woestijn in en cirkelden rond het stadje. Plotseling klonk de ratel van een ratelslang. We bleven stokstijf staan en probeerden de plek te vinden waar onze ratelende vriend zich had verstopt. Stapje voor stapje liepen we op het geluid af. Het ratelen werd luider en hield ook langer aan. Nog steeds zagen we de slang niet. Hij kon ons wel zien, want hij ratelde niet voor niets. Op een gegeven moment klonk het veel te dichtbij naar onze zin. Nog steeds zagen we de slang niet, terwijl we voor ons gevoel bijna z’n neus konden krabben en z’n ratels schoonmaken. Om ons heen zagen we wel de sporen van slangen. Het waren er plotseling erg veel. We hadden er tijdens de wandeling niet goed op gelet. We waren meer op zoek geweest naar sporen van poema’s en coyotes. Zonder dat we de slang te zien kregen en met enige haast trokken we ons terug uit ‘Snake Town’, terug naar de veiligheid van Tombstone. Een uitspraak die in de jaren rond 1880 gegarandeerd nooit over dit stadje is gedaan.
Met deze haastige terugtocht eindigde ons spaghettiwestern-woestijn-moment en ging naadloos over in een ontbijt van pancakes met stroop, drie gebakken eieren, worstjes, spek en bonen.
Ron Krancher
Copyright © by Ronald E. Krancher (Scribent/Anthropologist/Sociologist of Non-Western Societies) Tombstone, November 2001
wat een spannend verhaal Ron! groet
Nico