Passage uit mijn roman Scott’s Lacey

Marble Canyon

Passage uit mijn roman Scott’s Lacey
Locatie: Marble Canyon

Ze liepen het pad af dat de Canyon invoerde en in de verte zag hij een wit hekwerk dat in de vorm van een rechthoek was opgebouwd. Het was duidelijk dat Lacey hier al eens eerder was geweest.

Het was een kerkhofje. Er stond een kruisje en er lagen wat grotere stenen die graven markeerden. Ze volgde het hekwerk naar de andere kant en opende daar een poortje waar enkele gekleurde lintjes aan waren geknoopt.

Marble CanyonTerwijl hij haar naar binnen volgde keek hij of er informatie op de stenen en het kruisje stond. Bij de meeste graven ontbrak de tekst, of was het onleesbaar, maar bij een rijtje naast elkaar liggende en met stenen gemarkeerde graven kon hij wel de tekst lezen en las hij de in leeftijd aflopende namen van kinderen uit één en hetzelfde gezin. Waarschijnlijk aan een ziekte gestorven, want ze stierven allemaal binnen een tijdspanne van enkele dagen.

Hoewel het wel enige indruk op hem maakte was hij hun namen alweer vergeten. Het heeft zich in het verre verleden afgespeeld en hij leeft in het nu. Op Lacey maakte het blijkbaar wel heel veel indruk, want ze staarde in stilte naar de graven en had niet gemerkt dat hij het kerkhofje alweer had verlaten. Hij moest haar naam roepen om haar aandacht terug te krijgen en even leek het erop alsof ze wakker schrok. Langzaam liep ze langs de rij grafstenen en tussen de andere graven door. Ze stapte door het hekje en sloot het af met het stukje ijzerdraad dat als slot diende. Zo kende hij haar niet. Zo bedachtzaam en in gedachten zo ver weg.

Nadat ze het hekje had afgesloten, draaide ze zich naar hem om, zei: “Kom,” en beende met lange passen het pad af dat hen de canyon invoerde. Zwijgend liepen ze zo naast elkaar. Hij zweeg, want hij zag aan haar dat ze nog steeds met haar gedachten heel ergens anders was.

Het was nog vroeg en de zon was nog niet zo heet. Het was pakweg elf uur en ze had hem al gewaarschuwd dat het er erg warm kon worden wanneer de zon op zijn hoogste punt was beland en de hitte tussen de wanden van de canyon bleef hangen.

Marble CanyonNa een half uur lopen zag hij dat er op een open plek midden in de kloof een kraal was gebouwd. In de kraal stonden enkele koeien rond een waterbak en een paard stond vastgebonden aan het hekwerk. Terwijl ze de kraal passeerden stak Lacey haar hand op en toen hij keek naar wie ze groette, zag hij een man in de schaduw van een boom zitten. Het was een indiaan. Hij schatte hem zo rond de dertig jaar oud. De man zat met zijn rug tegen de boom; zijn benen gebogen. Hij stak slechts kort zijn hand op om hen te groeten.

Toen ze iets op afstand waren vroeg Scott: “Wie is dat? Ken je hem?”
“Dat is Chief,” antwoordde ze.
“Rare naam,” zei Scott.
“Ach,” zei ze, “valt wel mee. Ik ken hem alleen maar als Chief en dat is voldoende.”

Hij vond het maar raar.

Ze hield hem staande en diepte de sleutel van de motelkamer uit haar zak. Terwijl ze hem de sleutel gaf zei ze: “Ik moet iets met Chief regelen. Ga jij maar vast terug en dan zie ik je straks wel.”

Terwijl Scott haar verward aankeek vervolgde ze: “Als je dit pad afloopt kom je bij Lonely Dell. Als je daarna via de asfaltweg terugloopt kom je vanzelf bij het motel.”

Ze draaide hem richting het pad en gaf hem een klein duwtje in zijn rug om hem op weg te helpen. Aangekomen bij het pad draaide hij zich om om naar haar te zwaaien en zag haar nog net achter Chief aan de naast de boom gelegen kleine hut binnengaan.

 

Ron Krancher (Marble Canyon – Arizona, 8 november 2014).