Sjonnie en Fluisterbroek

Tweede pinksterdag was een prachtige zonnige dag. We gingen aan het eind van de middag naar ‘s Graveland. Lekker wandelen. Daar liggen drie prachtige stukken bos van Natuurmonumenten. De ‘Buitenplaatsen’! We komen er graag. Zo’n twee keer per week zijn we er te vinden.

‘Honden aan de lijn’ staat er op het eerste bord dat een bezoeker bij de ingang tegenkomt. Iets verderop struikelde ik al over de eerste loslopende stront-machine. Een klein vadsig wit mormel. Een ondermaatse poedelachtige. De bazin van het vadsige in het rond dravende en achter kleine bosbewoners aanjagende mormel, stond aan de rand van de vijver die achter het hoofdkantoor van Natuurmonumenten ligt. Ze keek er naar de visjes, die vol plezier, net onder de oppervlakte,in het heldere water rondzwommen. Naast haar stonden haar kerel en aan de gelijkenis te zien ook haar twee kinderen.

Terwijl ze naar de vissen keek gooide ze de dobber van haar hengel midden tussen de vrolijk rondzwemmende school. Met een peuk in haar linkerhand en met haar in een ‘fluisterbroek’ gehulde, behoorlijk ontwikkelde, ietwat hangende kont wiebelend, kwebbelde ze met haar ‘Sjonnie’, die zo te zien het grootste gedeelte van zijn leven in de sportschool had rondgehangen. Ik kon niet zien of de tatoeages op zijn onderarm vrijwillig waren aangebracht of dat ze er door een bende of door justitie waren ingekerfd. Toen ze zag dat de school vissen zich verplaatste haalde ze de dobber op en liet hem iets verderop weer midden in de school zakken. Ik stond erbij en ik keek ernaar. De mevrouw en haar echtgenoot leken me qua ontwikkeling meer thuis te horen op het niveau ‘natuur’ dan op het niveau ‘cultuur’. Een in dit geval bizarre constatering. Dat maakt een cultureel antropoloog natuurlijk extra voorzichtig. Als je met een hengel naar een beschermd natuurgebied gaat om daar dan rustig op jacht te gaan naar beschermde vissen, dan kijk ik er niet raar van op wanneer je ook een pistool bij je draagt om wat konijnen, reeën of wat al niet meer af te knallen.

Rustig bekeek ik de situatie en besloot dat ik geen zin had in een kopstoot van ‘Sjonnie’. De zwaarlijvige dame in haar fluisterbroek (in de volksmond zo genoemd omdat de broek zo strak rond het lijf zit dat het de schaamlippen schaamteloos accentueert) leek me er eentje die haar ‘Sjonnie’ wel weet op te hitsen. Ik nam dus het wijze besluit om m’n Tweede Pinksterdag niet te laten verpesten en vervolgde m’n weg door een gelukkig verder nagenoeg verlaten bos. Maar eenmaal weer thuis gekomen, besloot ik dat het toch tijd was voor een ‘kopstoot’; een biertje met een jonge jenever. Ik vond achteraf namelijk dat ik die wel had verdiend. Als beloning, omdat ik zo verstandig was geweest om mezelf niet te (laten) verwonden.

Ron Krancher

Copyright © by Ronald E. Krancher (Scribent/Anthropologist/Sociologist of Non-Western Societies) Weesp, June 2009