Op vakantie in Spanje las ik mijn schrijfsels nog eens door en kwam deze tegen. Geen idee waarom dit stukje niet verder is gekomen dan mijn harddisk! Het schrijfsel herlezend kon ik een (glim)lach niet onderdrukken. Zelfs na twee jaar vind ik hem nog steeds leuk. Dus: Bij deze!
Staying Alive
‘Ontbijt van acht tot tien’ staat er op het kaartje waarop ons kamernummer is genoteerd en waarin onze elektronische sleutel stak, zoals in een ouderwets fotoalbum de foto’s nog in hoekjes zijn gestoken.
Om de februarikou in Nederland te ontvluchten boekten we een verdomd goedkoop reisje naar Benidorm. Twaalf dagen half-pension, in een prima hotel met dito restaurant.
We vermaakten ons er kostelijk en genoten van de zon en van de van hun oude dag genietende pensionado’s, die op de terrasjes hun drankjes nuttigden op de muziek van Tom Jones en Engelbert Humperdink. Het was leuk om te zien hoe men van de oude dag genoot en we namen ons voor om hier later nog een keer terug te komen, om net als hen te genieten van de zon op onze ouder wordende botten. Ja, het was er tegen de eerste verwachting in best leuk. Maar ook leerzaam. Hoe bijvoorbeeld zal ik op mijn oude dag leren om te gaan met situaties zoals hieronder beschreven en nog belangrijker: Wil ik daar wel mee omgaan?
Bomvol was de eetzaal. Werkelijk bomvol!
‘Is verdomme bomvol’ dacht ik, terwijl ik de zaal doorzocht op zoek naar een vrij tafeltje (of een potentieel vrijkomend tafeltje). Ik had al een behoorlijke trek ontwikkeld en had moeite om mijn irritatie te verbergen.
Vanaf acht uur werd het ontbijt geserveerd. Het kon niet anders dan dat al die oudjes, waarvan het merendeel zeer slecht ter been is, al lang voor de openingstijd op weg waren gegaan om verzekerd te zijn van een tafeltje, en geloof me een eenmaal ingenomen plek werd echt niet meer zonder slag of stoot prijsgegeven. De vervaarlijk uitziende wandelstokken leunden als wapens tegen de rand van hun tafel of hingen aan de leuning van de stoel. Sommige leken zelfs aan het uiteinde extra te zijn verzwaard.
Vriendelijk knikkend en af en toe ‘good morning’ wensend liep ik langs de gewapende bende, intussen om me heen speurend naar een tafeltje.
“Ja”, riep ik iets te luid en zag links en rechts de handen al naar de wapens flitsen.
Haastig liep ik op het lege tafeltje af, intussen de oude van dage in de gaten houdend die vanuit een andere richting ook die kant op bewoog. Gelukkig stond het tafeltje helemaal aan de periferie en had ik al snel gezien dat mijn gedateerde tegenstander kansloos was. Snel gooide ik de ‘blauwe identificatiekaart’ midden op de tafel en hield het met een pepervaatje op zijn plek. Voor de zekerheid zette ik ook het zoutvaatje erbij en ging op zoek naar Hitty om haar van mijn overwinning op de hoogte te stellen. Ze was helemaal aan de andere kant van de zaal en liep op me toe toen ze mijn triomfantelijk zwaaiende arm zag. Ik wees haar ons tafeltje en tegelijk ook naar de radeloos om zich heen turende door mij verslagen senior, en spoedde me naar de frisdranken afdeling voor een gezond glas sinaasappelsap.
Terug bij ‘onze’ tafel boog ik me licht voorover om de glazen op hun plek te zetten en terwijl ik dat deed voelde ik twee tikken op de bovenste buitenkwadrant van mijn linkerbil. Omdat ik de tikken negeerde volgden er weer twee, nu iets harder en zo het leek ook iets lager, terwijl een mannenstem zei: “Je moet je kaartje niet in het midden leggen, maar aan de rand van de tafel.”
Terwijl ik me omdraaide vervolgde hij zijn zin met: “Ik heb al twee mensen weggestuurd die er wilden gaan zitten.” Ik bedankte de man vriendelijk, maar dacht: Wat een lariekoek. Ten eerste moet ik helemaal niks en ten tweede ben ik heel goed in staat om ze zelf weg te sturen mochten ze toch zijn gaan zitten, en ging weer weg om mijn bord vol te scheppen met een ‘English Breakfast.
Teruggekomen bij ‘mijn’ tafel zag ik dat zijn vrouw zich bij hem had gevoegd en ik herkende haar als degene die ‘tuut tuut tuut gehaast’ naar het naastgelegen zwembad was gesneld om daar twee ligbedden in de zon te claimen door er handdoeken overheen te leggen.
“Ben je hier pas?” vroeg ze en voor ik kon antwoorden vervolgde ze met: “Je hoort een nieuw tafellaken te krijgen hoor!”
Haar eerste vraag beantwoordende ik door op mijn gebruinde gezicht te wijzen, maar daar nam ze geen genoegen mee, dus stelde ze de vraag opnieuw. Gespeeld vriendelijk vertelde ik haar dat ik al een week van de zon had genoten en daar, door het dragen van de zonnebril, een wasbeerachtige afdruk op mijn gezicht aan had overgehouden. Ik wees hen daarna op de rondrennende bediening, die nauwelijks aan de vraag van de meute kon voldoen en vertelde dat die het al zo druk had en dat het tafelkleedje op mijn tafeltje nog nauwelijks besmet was.
“O,” zei ze.
“Ja, die heb je er ook,” zei haar man zich verder met zijn eigen zaken bemoeiend, waarop ik terug dacht aan de vitrine met brood, boter, diverse soorten kaas en vleeswaren, Spaanse omelet, gebakken, gekookte, gepocheerde eieren, komkommer, tomaten en nog meer van dat lekkers, en me bedacht dat daarbij de pil van Drion ontbrak.
Intussen was Hitty aangeschoven. We aten zwijgend totdat de twee ‘indringers’ waren vertrokken en ik los kon gaan. Nog wel op gedempte toon want de ‘indringers’ stonden een aantal tafeltjes verderop weer anderen te irriteren, en het was nu ook weer niet zo’n zwaar incident om daarmee de hele goegemeente van slag te brengen.
“Pas twee koppen koffie op en dan al dit gezeik,” fluisterde ik.
“En dat toontje van ze,” zei Hitty, zich meteen realiserend dat ze het daarmee nog een ietsepietsie erger maakte.
Nog namopperend hoorde ik dat de Bee Gees één van hun tophits uit de speakers knalden.
‘Wo, wo, wo, wo… staying alive, staying alive…’ galmde het door de zaal en Ik kon een grijns niet onderdrukken. En om me nog meer op te vrolijken vertelde Hitty dat op de reanimatiecursus in haar ziekenhuis het tempo van de hartmassage wordt aangegeven op de tonen van ‘Staying Alive’, en ja… natuurlijk kan je ook mij dan wegdragen.
2016 © Ronald E. Krancher