Uhin

Hij heeft een typische Dajak kop. Uhin. Een paar jaar geleden van Kalimantan naar Jakarta verhuisd.

‘Kalimantan’. Klinkt lang niet zo exotisch als Borneo. Borneo doet me denken aan dichte jungle, de stank van rottende planten en aan koppensnellers. Het Borneo dat ik kende van de Biggles boekjes. Het Borneo waar Biggles, Ginger, Bertie en Algy, in hun Twinotter, overheen vlogen. Het Borneo waar ze, na te zijn geland met hun watervliegtuig, door de jungle trokken en hun avonturen beleefden, onderwijl achterna gezeten door Dajaks.

Natuurlijk is het nog steeds een deel van Indonesië, maar de naamsverandering ging ten koste van een deel van de mystiek.

De voorouders van Uhin snelden nog koppen. Misschien heeft zijn vader dat ook nog wel gedaan, want Uhin is van onze leeftijd en in de jaren vijftig werden er op Borneo nog koppen gesneld.

Uhin is de manager van Hostel Borneo. Het hotelletje ligt in Jalan Jaksa Dalam Timur, in het hart van Jakarta, waar de low budget hotelletjes zijn. De buurt waar je de meest interessante mensen kan ontmoeten. Het hotelletje ligt ook vlak bij de Theresiakerk en de Theresiaschool, waar mijn moeder en haar zussen nog bij de nonnen op school hebben gezeten. Waar oom Rudy, het jongste broertje van mijn oma, zijn nichtje (mijn moeder) – die maar vier jaar jonger was – van school ophaalde, om samen met haar naar huis te fietsen. Wel met enige bijbedoeling. Hij combineerde z’n goede daad met het proberen te versieren van de schoolvriendinnen van mijn moeder. Naar ik heb begrepen met succes.

Uhin runde het lowbudget hotel voor zijn neef Janus. Neeflief heeft het hotel van z’n ouders gekregen, toen die besloten om weer op Kalimantan te gaan wonen. Neefje besloot om het zichzelf zo gemakkelijk mogelijk te maken en liet de dagelijkse zorg voor het hotel over aan Uhin. Zelf leek hem de rol van playboy wel passend. Hij was goed in het uitgeven van geld en omringde zich met mooie vrouwen. Voornamelijk koepoe-koepoe malam, hoertjes, die hij in de ‘Tanamur’ of de ‘Tiga Kuda’ had opgepikt.

Ze trok haar benen op en vouwde ze onder zich op de bank. Maike, twintig jaren jong en leuk om te zien. Een Hollandse meid. Blond. De favoriete kleur voor veel jonge (en oude) Aziaten. Dat bleek ook wel uit de reacties van de jongens die in Hostel Borneo logeerden of daar, op jacht naar argeloze reizigers, rondhingen. Maike werd met alles op haar wenken bediend. Geen sigaretten meer? Er was er altijd wel eentje die op een holletje een nieuw pakje voor haar ging halen. Of, de locale boodschapper (Nasir) er op uitstuurde. “Nee Maike,” hoorde je dan, “dat krijg je van mij.”

Koffie, cola, bier, noem het maar op. Alles werd haar aangeboden en zelfs nagedragen. Als Maike even ergens anders ging zitten, dan kwam de gulle gever haar prompt haar drankje nabrengen. Alleen maar om in haar buurt te kunnen zijn.

Uhin werd de gelukkige. Hij was zeker niet de knapste man die daar rondliep. Maar, met z’n ruige Dajakkop dwong hij het nodige respect af. Misschien was het wel de macht die hij uitstraalde, dat haar aantrok. Hij regeerde namelijk met harde hand. Dat moest ook wel. De meeste bezoekers van Hostel Borneo behoorden niet echt tot de crème de la crème.

Tegelijk bleek Uhin ook een klein hartje te hebben. Voor z’n vrienden ging hij door het vuur. En voor Maike… ? Ach, wat was de jongen verliefd. Het duurde weken voordat hij ‘s ochtends naast haar mocht wakker worden. Maike was daarmee niet scheutig. Ik weet nog goed dat hij ‘s ochtends beneden kwam met die glazige, gelukkige blik in z’n ogen. Ik keek hem lachend aan en hij wist dat ik het wist. Hij fluisterde in m’n oor: “Ook al had ik alleen maar tegen haar aan mogen liggen, Ron.”

Enkele dagen later zaten we met z’n allen in de ‘lounge’ een biertje te drinken. Plotseling gilde Maike en trok haar voeten van de grond. Met een trillende vinger wees ze naar een wel vijf centimeter grote kakkerlak. Het beest rende vlak voor haar langs. Na twee meter werd het leven van de kakkerlak drastisch beëindigd. Geplet onder de rechter voet van Uhin. De blote voet van Uhin.

Grijnzend keek hij op Maike neer, die in een hoek van de bank was weggekropen. Ze keek niet naar hem op. Haar blik bleef aan z’n voet hangen. De voet die na de daad werd opgetild en waaronder een plat geperste, natte massa zichtbaar werd. De natte massa werd een hoek ingeschopt. De blote voet, vol kakkerlakresten, werd aan een mat afgeveegd. De blik van Maike bleef aan die voeten hangen, toen ze de kamer uitliepen. Ze zei niets, maar je merkte dat er bij haar iets was veranderd. De rest van de dag ontweek ze Uhin. Als ze hem al in huis tegenkwam maakte ze vlug een praatje met één van haar andere aanbidders.

De volgende ochtend vertrok Maike. Aan het ontbijt kwam Uhin haar nog een roos brengen. Een prachtige rode roos in een mooi, sierlijk glazen vaasje. Ze bedankte hem en zette het vaasje voor zich op tafel. Het bedankje was zo koel dat Uhin wist dat hij haar kwijt was en je kon aan hem zien dat hij er niets van begreep.

Ron Krancher

Copyright © by Ronald E. Krancher (Scribent/Anthropologist/Non-Western Sociologist) Weesp 2001