Wild vlees

Hij stond achter me en trok de ketting zo strak aan totdat ik geen lucht meer kreeg. Snakkend naar adem sleurde ik hem mee van muur naar muur, hem telkens er tegen aan kwakkend.

Maar hij liet niet los.

Eerder in de strijd had ik een klap tegen m’n neus gekregen en nu liep het bloed van de bloedneus m’n luchtpijp in. Door het gebrek aan zuurstof werd m’n kracht steeds minder en in paniek, want het zag er naar uit dat ik een pak slaag zou krijgen, greep ik langs m’n hoofd naar achter en kreeg z’n haar te pakken. Ik trok z’n hoofd zo ver mogelijk over m’n schouder en stak met een vinger van m’n andere hand in z’n oog. Hij trok z’n hoofd terug, maar ik had zo diep gestoken dat op datzelfde moment z’n oog door m’n vinger uit de kas plopte. Terwijl hij gillend van de pijn wegliep, z’n oog rustend op de palm van z’n hand, gaf ik hem nog enkele dreunen tussen de schouderbladen.

Uitgeput en happend naar lucht liep ik terug naar de kroeg. Volkomen dizzy wilde ik de deur binnen gaan maar iemand had die afgesloten en ik liep vol in het draadglas, dat in een eerder stadium van het gevecht was ingetrapt en dat als scherpe messen naar buiten stak.

“Zo ben ik aan dat litteken op m’n borst gekomen.”

Geïmponeerd door dit spannende verhaal haalde ze haar vinger over het litteken. “Dat moet wel pijn hebben gedaan”, zei ze.

“Eerlijk gezegd voelde ik door de spanning niets”, antwoordde ik haar.

“Het bloed droop wel over m’n borst, maar ik voelde totaal niets.”

“Ja, later begon het wel te steken.”

“Wauw”, zei ze. “Geweldig verhaal.”

Weer haalde ze haar vinger over het litteken.

Hijgend lagen we naast elkaar. Nat van het zweet. Voldaan. Na achttien jaar wreef ze nog steeds met haar vinger over het litteken. Een druppeltje zweet liep van haar voorhoofd, via haar slaap, naar haar oor.

Ze veegde het weg.

Ron Krancher

Copyright © by Ronald E. Krancher (Scribent/Anthropologist/Non-Western Sociologist) Summer 1995