Bahrija

“Er is een mooie wandeltocht ten westen van Mdina. Laten we die morgen gaan doen.”
“Hoe lang?” vroeg ik achterdochtig, door ervaring wijzer geworden.
“Tien kilometer,” antwoordde ze losjes uit de pols.
“Heuvel af?”
“Ja,” reageerde ze. “Ook.”
“Weet je al welke bus we moeten nemen?”
“Nee, maar dat vraag ik wel bij de man in het bushokje.”

We kennen die man van een eerder bezoek aan Malta. Een paar jaar geleden werkte hij zes uur per dag bij de halte van St. Julian’s, maakte daar gezellige praatjes met toeristen, informeerde hen over de te nemen bussen en verkocht losse dagkaartjes voor één euro vijftig en weekabonnementen voor zeven euro per persoon. Daarnaast werkte hij ‘s avonds in een Indiaas restaurant.

Acht maanden geleden is de busmaatschappij in andere handen overgegaan en zit hij twaalf uur per dag achter het loket, heeft nauwelijks tijd voor een praatje, verkoopt kaartjes met een limiet van twee uur en weekabonnementen die nu in plaats van zeven euro, eenentwintig euro per persoon kosten en werkt ‘s avonds in een Italiaans restaurant en op oproep in het Indiase. Nota bene lijkt de kwaliteit van het vervoer er niet op vooruit te zijn gegaan.

“Hier beneden is een informatiebalie. Zullen we het daar gaan vragen?” stelde ik voor.
“Waarom niet bij ons busmannetje?” vroeg ze.
“Omdat die balie er niet voor niets is en het ons een loopje naar onze busvriend bespaart.”

De volgende ochtend schreef ik eerst twee uurtjes aan ‘Meisjes van de plantage’, ontbeten we om kwart voor acht en stonden om half negen voor de infobalie in de lobby van ons hotel.
We maakten daar de laatste vijf minuten mee van een moeizaam verlopend gesprek tussen de jeugdige baliemedewerkster en een Japans paartje. Op de vraag of ze het hadden begrepen antwoordde de man: “Yes.. yes…breakfast now,” pakte zijn vrouw bij de hand en vertrok, de kaarten met de bijgeschreven informatie op de balie achterlatend.

“Altijd weer moeilijk,” zei de jongedame in het Engels en vroeg wat ze voor ons kon betekenen. We legden haar uit dat we een tocht wilden maken in het gebied ten westen van Mdina, om precies te zijn het gebied tussen Mdina en Bahrija. Ze had geen idee om welk gebied het ging en dus wezen we het aan op haar kaart.

“Maar daar is helemaal niets,” reageerde ze verbaasd en plantte haar vinger midden in een maagdelijk wit gedeelte.
“Jawel hoor,” zei Hitty.
“Nee hoor,” zei de jongedame.

Hitty viste een jaren geleden bij de Maltezer VVV gekregen deelkaart van Malta uit haar tas en wees de daarop uitgezette wandelroute aan.

“Raar,” zei de jongedame. “Daar is helemaal niets.”
“Jawel hoor, kijk maar,” antwoordde Hitty, met haar vinger de route aanwijzend. “Wat ik graag van u wil weten, is welke bussen we moeten nemen om daar te komen.”
“Geen idee,” was haar antwoord. “Ik neem nooit de bus.”

Op weg naar onze busvriend passeerden we een mevrouw die ons vroeg of we geïnteresseerd waren in een Grand Harbour tour. Op ons nee, vroeg ze of ze ons verder nog ergens mee kon helpen en legden we haar ons probleem uit.

“Makkelijk,” zei ze. “Gewoon bij Marks & Spencer bus 202 naar Rabat nemen en daar vragen welke bus naar Bahrija gaat.”

Op het bordje van de bushalte bij Marks & Spencer stond inderdaad ook bus 202 naar Rabat vermeld. Eindelijk kwamen we ergens.
Pas een half uur later kwam de bus, maar die stopte aan de overkant bij het bushokje van onze busvriend. Ongerust geworden en moe van het lange wachten ging Hitty informeren wanneer de bus zou vertrekken en wenkte mij vervolgens de drukke weg over.

“Hij vertrekt vanaf hier en passeert daar.” zei ze.
“Waarom staat er bij die bushalte dan dat daar de 202 stopt?”
“Vraag het me niet.” antwoordde ze en scande haar abonnement bij de chauffeur.

Ik volgde haar voorbeeld en nam naast haar plaats in de bijna lege bus. Niet zo verwonderlijk dat de bus bijna leeg was. De rest van de passagiers stond te wachten bij Marks & Spencer.
Een paar minuten later vertrok de bus, maakte zijn rondje om de rotonde en reed de wachtenden voorbij.

Na ongeveer een uur rijden bereikten we Rabat (n.b. Malta is kleiner dan Texel). Vandaar namen we minibus 109 naar het wandelgebied, waar we vier haltes verder aankwamen.
Enthousiast begonnen we aan onze tocht, keurig de nummering op de kaart en de paaltjes langs de weg volgend. Uiteraard heuvelop. Pas op zo’n twee derde van de tocht glooide het landschap heuvelaf en bereikten we de bushalte met de tekst: Tot nader order stopt hier geen bus 109.