Broodje paling

Wanneer Hitty terug komt van de markt en voor mij een broodje paling meeneemt, moet ik steevast aan Harderwijk denken. En als ik aan Harderwijk denk, dan denk ik aan Alie; voor mijn gevoel toen het mooiste meisje van Harderwijk en omstreken.

Ik ontmoette haar zesendertig jaar geleden in een discotheek in Harderwijk. De naam van de discotheek is me ontschoten en is ook niet zo belangrijk. Ik was er op stap met een paar vrienden en zag haar zitten. Een mooi blond meisje. Ze zat op een bank met een paar vriendinnen en ze waren druk met elkaar in gesprek. Toen wij binnenkwamen zag ik haar even naar ons kijken. We waren inderdaad een tweede blik waard, al was het maar uit nieuwsgierigheid. We zagen er anders uit dan de doorsnee bezoekers in de Harderwijkse discotheek. Drie Indische jongens, een Molukker (die naar ik heb begrepen inmiddels is overleden aan een overdosis drugs) en een blonde Hollandse jongen. Behalve de Hollandse jongen, hadden we lang krullend en bijna kroezend gepermanent haar tot op de schouders. Geen wonder dat ze nog een keer keek.

We nestelden ons bij een muurtje tegenover de bank waar de meisjes zaten en probeerden er zo cool mogelijk uit te zien. De truc was om relaxed tegen het muurtje te hangen en niet te veel te zeggen. Veilig vanachter de zonnebrillen konden we dan rustig iedereen opnemen. Achteraf bedenk ik me dat het voor sommigen behoorlijk bedreigend moet zijn over gekomen. Toch vonden de meeste meisjes het wel cool en daar haakten we slim op in. Af en toe liep ik even naar de bar voor een biertje of naar de wc om de biertjes weer te lozen en iedere keer zag ik haar kijken en me met haar ogen volgen. Toen de mogelijkheid zich voordeed knoopte ik een gesprek met haar aan. Een hele stap voor een tamelijk verlegen jongen die zich doorgaans achter zijn zonnebril verstopte. Ze was verrassend snel en voordat ik het besefte kuste ze me. Ze kuste heerlijk en alhoewel ik al verkering had kuste ik haar vol overgave terug.

Op een gegeven moment voelde ik dat ze verstijfde en zich geen raad wist met haar houding. Ik keek op en zag een paar jongens tegenover ons op een bank zitten. “Dat zijn mijn broers,” fluisterde ze in m’n oor. Ze stond op en liep naar de wc. Eén van de broers volgde haar. Even later kwam ze weer terug, ging naast me zitten en fluisterde: “Het is beter dat jullie weg gaan. Mijn broers willen niet dat ik bij je zit.” Ik dacht alleen maar aan haar geweldige kussen en antwoordde: “Daar hebben zij toch niets over te vertellen? Dat bepaal jij toch zelf?” Ze schudde nee en zei: “Hier niet.” Ze aaide me over mijn bovenbeen, kneep me in mijn hand, stond op en liep naar haar vriendinnen die in een groepje achterin de discotheek dansten. Ik keek haar na en wendde mijn hoofd naar de bank waar haar broers zaten. Ze zaten midden in een groep jongens en speelden opvallend met hun knipmessen. Ik stond ook op en voegde me weer bij mijn stapmaten, die nog steeds bij het muurtje stonden. Ik vertelde hen wat er was gebeurd. De twee Harderwijkse Indo’s herkenden het groepje als een stel jongens uit het woonwagenkamp. “Fijn,” dacht ik. “Dat mooie, heerlijk kussende meisje woont dus in het woonwagenkamp. Nu zijn we ‘zuur’. Dat wordt knokken.”

We keken naar de deur en probeerden te bedenken hoe we heelhuids weg konden komen. We konden ons best wel verweren. Dat was het punt niet. Maar of dat zonder pijn en schade zou lukken? De twee Harderwijkse Indo’s deden aan Taekwondo, ik deed aan Pentjak Silat, onze Hollandese vriend had knuisten als kolenschoppen en ‘onze’ Molukker…

Grijnzend stond hij tegen het muurtje geleund. Hij was een kop kleiner dan ons en was slank, op het magere af. Hij droeg een lang gebreid vest dat tot net boven de knieën reikte en keek indringend naar het groepje met knipmessen spelende jongens. De situatie was gespannen. En in die gespannen situatie leek hij het groepje nog eens extra op te naaien. “Hou daar mee op, we moeten eerst maar eens heel zien weg te komen,” zeiden we tegen hem en maanden hem om ons te volgen richting de deur. “Niets aan de hand,” antwoordde hij. “Die gaan ons niets doen.” Wij vonden dat gelul, want de overmacht was erg groot en we waren er van overtuigd dat we die avond een fiks pak slaag zouden krijgen.

Terwijl we naar de deur liepen merkten we dat het groepje ons met de ogen volgde. Maar ze maakten vreemd genoeg geen aanstalten om met ons naar buiten te gaan. Intussen leunde onze Molukse vriend weer tegen een muurtje en grijnsde tegen het groepje. Met eenzelfde grijns keek hij ons aan en zei: “Let op.” Terwijl hij zich weer naar het groepje draaide, trok hij eerst de ene kant van het lange vest open en daarna de andere kant. Links en rechts in zijn broekriem staken twee pistolen. De kolf naar voren gekeerd, zodat ze kruislings getrokken konden worden. “Die gaan ons echt niets doen,” zei hij.

Gerustgesteld wandelden we macho langs het groepje naar de deur van de discotheek en stapten naar buiten. Heelhuids.

Nu, zesendertig jaar later, moet ik nog steeds aan die lijpe, met pistolen bewapende Molukker denken, en natuurlijk denk ik ook en vooral aan de heerlijke kussen van Alie; een bijna wekelijks door Hitty opgeroepen herinnering, omdat ze zo lief is om terugkomend van haar bezoek aan de markt altijd een heerlijk broodje paling voor me mee te nemen.

Ron Krancher

Copyright © by Ronald E. Krancher (Scribent/Writer/Anthropologist/Non-Western Sociologist) Weesp, Juli 2012.