Koetilan

Aan de buitenmuur bij de keuken van onze bovenwoning in Amsterdam hingen de kooien van de Teroetjoek en de Koetilan. Als ik aan onze woning in Amsterdam denk, dan denk ik ook altijd aan deze twee vogels. Maar ook als ik onze familiegeschiedenis bekijk en denk aan het leven van mijn overgrootvader in Pasoeroean en Probolinggo, dan zie ik altijd vogelkooien. Opgehangen aan de overkapping van het terras. Op het terras staat dan zo’n typisch koloniaal tafeltje met gemakkelijk zittende stoelen. En op het tafeltje staan de glazen met cognac, waar af en toe uit wordt genipt. Uiteraard zitten in de vogelkooien enkele Perkoetoets, Teroetjoeks en Koetilans. Plotseling was alles afgelopen. Indonesië verklaarde zich onafhankelijk en de Kranchers vertrokken. Een deel bleef na aankomst in Nederland en weer anderen vertrokken onder andere naar de Verenigde Staten en Australië. Weer anderen bleven er achter. Dood en begraven.

Ed en ik zijn vandaag naar kuburan Petamburan gegaan. We hebben het graf van Wilhelmina Margaretha Krancher laten schoonmaken. Het ziet er nu weer netjes uit. Op hetzelfde kerkhof liggen ook nog steeds opa en oma Sell begraven. Opa Emil en oma Toeminah. Boven op hun graf is vele jaren geleden een chinees begraven, maar hun plekje is daarbij niet geruimd. Alleen hun steen is verwijderd. Uiteraard gingen we ook bij hen nog even langs. Daar vandaan reden we naar Sunda Kelapa. Eigenlijk niet zozeer daar naartoe, maar we wilden iets drinken in Gedong Galangan; het oude VOC pakhuis, dat gerestaureerd is en nu dienst doet als restaurant. Het ligt precies tegenover ‘Culemborg’, de uitkijktoren van de gelijknamige vesting aan de kop van de oude haven. We zitten hier dan ook in het oudste gedeelte van Jakarta. Hier begon in de 17e eeuw het VOC ‘avontuur’. Vanuit deze plek werden de goederen naar Europa getransporteerd en vestigde Nederland z’n naam als handels- en scheepvaartnatie. En ja, er ging ook veel fout in die tijd.

Philip Joseph Krancher, mijn vaders vader, was Hoofd Inklaring bij de BorsuMij. De BorsuMij was een handelsmaatschappij en kan daarom vergeleken worden met de oude handelsmaatschappijen uit de periode van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Het Galangan gebouw ( het voormalige VOC pakhuis) is daarom een geschikte plek om wat over het verleden te mijmeren. ‘s Ochtends ging mijn grootvader naar de haven (Tanjung Priok) om toezicht te houden op de werkzaamheden bij het inklaren van de goederen en ‘s middags werkte hij op het hoofdkantoor in het centrum van Batavia, zoals Jakarta in de Nederlands-Indische periode heette. Hij had een goed betaalde baan en uiteraard genoot hij ook de daarbij behorende macht en status. We weten niet wat er werkelijk met hem is gebeurd. Hij werd ziek en stierf toen hij vijftig was. Over zijn dood wordt nog druk gespeculeerd. Stierf hij aan een ziekte of werd hij vermoord door een collega die uit was op zijn baan. Mijn vader heeft hem in z’n laatste uren ondersteund omdat hij van de pijn niet meer kon liggen. Z’n buik was opgezwollen en binnen korte tijd was hij dood. Werd hij vergiftigd? Men fluistert van wel.

Ed en ik bestelden een biertje en klonken op deze, ook voor de familie Krancher, historische plek. Opa werkte weliswaar op Tanjung Priok, de grote handelshaven, maar de overeenkomst met Sunda Kelapa, de handelshaven uit de zeventiende eeuwse periode is natuurlijk erg groot. Vanuit ons koloniale zitje op het terras van het VOC gebouw hadden we goed zicht op ‘Culemborg’ en namen we ruim de tijd om onze retro-koloniale gevoelens diep te laten wortelen. Per slot van rekening woont er nu weer een Krancher in Jakarta. En in de tuin van Ed en Nan staat ook nog eens een kooi met daarin een Koetilan. De cirkel is rond!

Ron Krancher

Copyright © by Ronald E. Krancher (Scribent/Anthropologist/Sociologist of Non-Western Societies) Jakarta, March 2009.