Saskia’s ring

Ik bezit een kleine gouden ring. Het ligt in een klein doosje, samen met een paar andere ringen. Het is een kleine gouden zegelring. In het zegel staat een gekrulde letter S gegraveerd. De S van Saskia.

Ik was zeventien jaar oud en ontmoette haar in Flat 113, een discotheek in Weesp. We hadden al snel contact en waren die middag niet bij elkaar weg te slaan. Wanneer we dansten kroop ze tegen me aan en legde haar hoofd dicht tegen mijn hoofd, af en toe een zoen drukkend in mijn hals. Ze was net iets kleiner dan ik, dus het paste allemaal mooi. Saskia was ook ongeveer zeventien jaar oud en had krullend rood-blond haar. Ze was slank met de juiste rondingen. Haar borsten voelden niet te groot en ook niet te klein. Haar billen waren een fractie te groot, maar daardoor juist heerlijk sexy en dansend met een hand op haar bil zag ik dat sommigen licht jaloerse blikken wierpen naar mijn hand.

Ze kwam voor het eerst in ons stadje. Weesp had, ondanks dat het een kleine stad was een behoorlijke reputatie opgebouwd als uitgaanscentrum. Je had de P.O.C. (het Parochiaal Ontspanning Centrum), Achter het Vosje, dat eigenlijk Het Achter Vosje heette en Flat 113. Vooral de zondagmiddag in Flat 113 was altijd heel gezellig en werd ook altijd druk bezocht. Saskia werd al gauw door de jongens ontdekt. Ze danste leuk en kwam meteen al over als een vlotte en vrolijke meid. Ik weet niet hoe we met elkaar in contact zijn gekomen. Waarschijnlijk had ik mijn natuurlijke schuwheid afgeworpen omdat ook ik onder de indruk was van haar verschijning. Ze droeg een eenvoudige, bijna manlijke blouse, die ze in de band van haar strakke spijkerbroek had gepropt. Haar kleding was nauwelijks vrouwelijk te noemen, maar bij haar zag het er super vrouwelijk en sexy macho uit. Misschien juist omdat haar blouse zo eenvoudig was en achteloos in de broeksband was gepropt, werden haar borsten extra geaccentueerd. Op een gegeven moment veranderde de muziek van disco in slow dance en stonden we dicht tegen elkaar schuifelend op de dansvloer. Eigenlijk stonden we meer stil dan dat we schuifelden. Zo brachten we de rest van die middag door. Licht schuifelend; dicht tegen elkaar aan.

Na sluitingstijd liep ik met haar mee richting de bushalte. Ze woonde in Amsterdam en de bushalte was niet zo ver verwijderd van Flat 113. Zittend op een muurtje spraken we nog een tijdje met elkaar en natuurlijk kusten we. Soms wild en soms teder. Ik denk dat we zo ongeveer een half uur op de bus hebben gewacht. Ze vond me lief, zei ze. Haar ogen stonden niet meer zo macho en uitdagend. We waren niet meer in de discotheek. Nu stonden haar ogen triest en staarden soms ook ver weg terwijl ze haar verhaal aan me vertelde. Ze vertelde dat ze drugs gebruikte. Soms zelfs veel. Ze vertelde dat ze heel domme dingen had gedaan en dat ze dat moeilijk kon veranderen. Eigenlijk niet kon veranderen. Toen we de bus in de verte zagen aankomen zei ze: “We zullen elkaar waarschijnlijk niet meer zien, Ron. Je bent lief. Bedankt voor de heerlijke middag.” Ze trok haar ring van de vinger, pakte mijn hand en legde haar ring erin. “Dan denk je af en toe nog aan me,” zei ze. Toen de bus bij de halte stopte kuste ze me nog een keer, draaide zich om en stapte de bus in. Toen de bus wegreed keek ze nog een keer om en wuifde naar me.

Terwijl ik ontdaan door haar onthulling en beseffend haar waarschijnlijk nooit meer te zullen zien naar huis liep, opende ik mijn hand en bekeek het gouden zegelringetje. Ik zag toen op het zegel de gekrulde S en wist dat ik haar nooit meer zou vergeten. Dat was ook haar boodschap aan mij: “Vergeet me niet.”

Ron Krancher

Copyright © by Ronald E. Krancher (Scribent/Writer/Anthropologist/Non-Western Sociologist) Weesp, April 2012.