Toekang Pidjit

De laatste keer dat ik in Jakarta op de massagetafel lag stond me nog goed bij. Dat trauma was nog steeds niet verwerkt. De masseur werd me toen veel te intiem. Maar toch liet ik me nu door Nanny en Hitty overhalen om het nog een keer te proberen. “Je knapt er werkelijk van op,” zei Nan. “Nou, voor deze keer dan. En waarschijnlijk ook voor de laatste keer,” antwoordde ik haar.

“Siyatsu?” fluisterde ze bij m’n oor. Ik had geen idee waarover ze het had en ik heb ook geen idee hoe ik het moet schrijven. “Yah,” fluisterde ik in het Indonesisch terug. Ze klom boven op me en voor ik het me realiseerde stond ze op m’n kuiten de bloedvaten te blokkeren. M’n rug trok hol als een bi-metaaltje. Toch geloof ik niet dat ze met haar volle gewicht over me heen liep. Er is al zo vaak over me heen gelopen dat ik dat verschil nu wel voel. Maar om nu te zeggen dat ze als Indonesische op Japans lichtvoetige wijze m’n rug- en beenspieren bespeelde… Ze had gelukkig wel haar slippers uit gedaan, want als ik één ding niet kan velen dan is dat geslof op m’n rug.

Ik doe haar geen recht. Deze mevrouw was een bijzonder vaardige toekang pidjit. Een prima masseuse. Bijna elk spiertje kreeg een beurt. Vaak met liefde, maar soms ook met de knoet. Althans zo leek het. Ik wilde niet als een slappeling overkomen en hield me dus tijdens de vele pijnmomenten groot. Soms keek ze me aan terwijl ze aan het kneden was. Ze had dan zo’n vragende blik van: “Is dit een spier?” waarop ze met een vage glimlach weer verder werkte. En werken is het. Anderhalf uur lang werd ik onder handen genomen. Aan de andere kant van de gang werden Nanny en Hitty gemasseerd en van die kant kwam geen enkel geluid. Zelfs geen zucht. Ik liet me dus ook niet kennen. Liever beet ik in een hand dan te gaan schreeuwen. Natuurlijk niet in m’n eigen hand.

“Sebentar, yah,” fluisterde ze met haar hese stem in m’n oor en liep het kamertje uit. “O God wat nu,” dacht ik. Na een paar minuten kwam ze terug en verwende m’n rug met een warme handdoek. Nog even werd ik links en rechts gekneed en toen ging ze rechtstaan. Met haar vingertje maakte ze zo’n gebaar van ‘omdraaien’; zo’n gebaar van: “Op je rug jij.” Och, dat was toch lèkker, die knedende handen op m’n borst. Ik ben genezen. Weg met het trauma. Als ik niet al gelukkig getrouwd was dan had ik deze dame ten huwelijk gevraagd. Als je zo goed kan masseren, dan moet je toch ook goed kunnen koken. Twee van de drie al goed. Happy End.

Ron Krancher

Copyright © Ronald E. Krancher (Scribent/Anthropologist/Sociologist of Non-Western Societies) Jakarta, 22 Februari 2010.